ALG HC3 BS3 Flashcards

1
Q

wat is psychologie

A

bestudeert gedrag van de mens (wetenschap die zich bezighoudt met menselijk gedrag en de achtergronden hiervan)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is gedrag

A

handelingen die waarneembaar zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waar is gedrag afhankelijk van (5)

A

sociale factoren, fysieke factoren, psychische factoren, culturele factoren, geografische factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

vertel wat over het biologisch perspectief en gedrag

A
  • gedrag gaat samen met biologische processen. de hersenen bepalen het gedrag.
  • erfelijk materiaal is bepalend voor ontwikkeling en gedrag
  • mensbeeld: mens is een optelsom van biologische processen. deze processen zijn vastgelegd in genetisch materiaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

vertel wat over psycho-analyse en het gedrag

A
  • 2 psychische lagen = bewust en onbewustt
  • persoonlijkheid = id (irrationele behoefften) + ego (rationeel) + superego (geweten). deze persoonlijkheid vormt zich in de kinderjaren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

rationalisatie

A

rechtpraten wat kromi is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

sublimatie

A

driften vanuit het ID omzetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

verdringing

A

wegstoppen van gevoelens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ontkenning

A

externe gebeurtenis niet toelaten in het bewustzijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

vluchten

A

vermijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

reactieformatie

A

omkering in het tegenovergestelde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

regressie

A

gedrag vertonen van een eerdre ontwikkelingsfaseq

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

verschuiving

A

gevoelens richten op een ander persoon/situatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

projectie

A

onacceptabele impuls van jezelf toeschrijven aan een ander

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

vertel wat over het behaviour perspectief

A

-waarneembaar gedrag = aangeleerd
- ingewikkeld gedrag is opgebouwd uit kleine simpele stukjes gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

welke 2 belangrijke leerprincipes heeft behaviour perspectief

A
  1. klassieke conditionering (stimulus –>respons)
  2. operante conditionering (straf/beloning)
17
Q

vertel wat over het cognitief perspectief

A

= kennis in de ruimste zin. de mens is een actieve informatieverwerker. denken heeft invloed op ons gedrag
- schema’s, denkfouten (toekomst voorspellen, gedachtelezen, vergroten/verkleinen)

18
Q

vertel wat over sociaal culturele perspectief

A

gedrag komt door samenspel biologische en culturele invloeden. zoals gender, etniciteit en socio-economische status

19
Q

vertel wat over bio psycho sociale perspectief

A

gaat om interacties tussen biologisch, psychologisch en sociale factoren

20
Q

vertel wat over humanistische psychologie

A

centraal = de mens is god en gericht op zelfverwerkelijking. mens is van nature goed

21
Q

wat zijn 4 soorten bekrachtigers

A
  1. sociaal (aandacht)
  2. materieel (snoep/geld)
  3. belonend (uitstapje)
  4. tokens (punten, fiches, stempels)