Begrippen Gebieden: Zuid-Amerika Flashcards

1
Q

geografisch beeld

A

beeld van een gebied op basis van controleerbare informatie over de ligging van het gebied, de ruimtelijke kenmerken ervan en de samenhang daartussen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

mental map

A

het ruimtelijk beeld dat een persoon van een bepaald gebied in zijn geheugen heeft opgeslagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

perceptie

A

de manier waarop je iets waarneemt en ervaart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

stereotype

A

een algemene karakterisering van een gebied of van een groep mensen die niet helemaal met de werkelijkheid overeenkomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

etniciteit

A

afkomst gelet op sociaal-culturele kenmerken zoals taal, religie en tradities

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

etnische en culturele diversiteit

A

verschillende bevolkingsgroepen die zich van elkaar onderscheiden door afkomst en cultuur. afkomst en cultuur zijn vaak nauw verweven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

informele sector

A

de niet-officiële economie, zwart betaald worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

latino

A

iemand die is geboren in Latijns-Amerika en Spaans of Portugees spreekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

mestizering

A

proces van menging van de inheemse bevolking en afstammelingen van witte (voor)ouders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

bevolkingsdruk

A

de mate waarin de bewoners van een gebied beslag leggen op de aanwezige ruimte en hulpbronnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

favela

A

Braziliaanse benaming voor sloppenwijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

gezinsplanning

A

door geboorteregeling het aantal kinderen en het moment van geboorte plannen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

informal city/informele stad

A

spontaan gebouwde, illegale stadswijken waar de bewoners geen eigendomsrechten hebben op de huizen en/of de grond die ze bewonen: voorzieningen en infrastructuur ontbreken of zijn van een laag niveau; de wijken liggen vaak op plekken die gevoelig zijn voor aardverschuivingen of overstromingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

megastad

A

een stad met meer dan 10 miljoen inwoners

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

natuurlijke bevolkingsgroei

A

toename van de bevolking door een geboorteoverschot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

sloppenwijk

A

een niet door de overheid gereguleerde woonwijk, vaak gekenmerkt door slechte leefomstandigheden en gelegen op ongunstige locaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

sociale bevolkingsgroei

A

toename van de bevolking door een vestigingsoverschot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

cliëntelisme

A

mensen uit de bovenlaag van de bevolking bewijzen een persoon of een groep mensen een dienst in ruil voor politieke steun (stemmen!); de bevoorrechte positie die de elite hierdoor verwerft, wordt gebruikt om zichzelf te verrijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

dictatuur

A

regeringsvorm waarin alle macht bij één persoon of bij een kleine groep mensen berust, bijvoorbeeld bij een politieke partij, junta of familie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

elite

A

een kleine groep in de maatschappij met buitengewone voorrechten waardoor zij op een bepaald gebied (politiek, economisch of cultureel) de hoogste positie inneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

oligarchie

A

regering die bestaat uit een kleine groep rijke en invloedrijke personen die alle macht heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

populisme

A

politieke stroming waarbij een leider zich opwerpt als de stem van ‘het volk’. de gevestigde orde (bijvoorbeeld nadere politici, media en de rechterlijke macht) wordt voorgesteld als corrupt en als vijand van het volk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

bevolkingsparticipatie

A

actieve deelname van de mensen aan de samenleving, bijvoorbeeld door lid te zijn van een buurtvereniging, politieke partij, kerk of ander soort club

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

bottom-up democratisering

A

proces waarbij burgers op wettige manier steeds meer invloed kunnen uitoefenen op het bestuur

25
Q

good governance

A

een transparante manier van besturen waarbij de bevolking over middelen beschikt om het regeringsbeleid te controleren en te beoordelen

26
Q

neoliberalisme

A

een economisch beleid waarbij de overheid terugtreedt en het bedrijfsleven veel ruimte krijgt door bijvoorbeeld privatisering van staatsbedrijven, vrijhandel, verkleining/afschaffing van overheidssubsidies, verlaging van winstbelasting

27
Q

sociale polarisatie

A

proces waarbij de tegenstellingen tussen bevolkingsgroepen steeds sterker worden en leiden tot oplopende spanning en onenigheid

28
Q

el niño

A

toestand van de equatoriale Grote Oceaan, waarbij oceaanwater richting Peru stroomt en daar opwelling van koud diepzeewater belemmert; in Peru leidt dit tot meer neerslag en minder visvangst

29
Q

hoogtezones

A

gebieden tussen bepaalde hoogtelijnen, die een voor die hoogte kenmerkende vegetatie hebben

30
Q

mangrove

A

tropische bossen in een gebied aan zee dat periodiek onder water loopt

31
Q

savanne (llanos, cerrado, caatinga)

A

landschap dat bestaat uit grasland met verspreid staande bomen; de belangrijkste gebieden in Zuid-Amerika met een savannevegetatie zijn de llanos in Venezuela, de cerrado in het hoogland van Brazilië en de vrij droge caatinga in het (noord)oosten van Brazilië tussen de regenwouden van het Amazonegebied en het Atlantische kustgebergte

32
Q

steppe (pampa)

A

landschap dat bestaat uit grasland zonder bomen; de belangrijkste steppe van Zuid-Amerika is de pampa van Argentinië

33
Q

tropisch laagland

A

laaggelegen gebied met een tropisch klimaat, meestal warm en vochtig en met tropisch regenwoud

34
Q

tropisch regenwoud (selva)

A

warm en vochtig bos, dat bestat uit verschillende vegetatielagen en veel verschillende soorten bevat; het belangrijkste regenwoud van Zuid-Amerika is de selva van het Amazonegebied

35
Q

actieve continentrand

A

continentrand die samenvalt met een plaatgrens, zoals de westzijde van Zuid-Amerika

36
Q

andesiet

A

stollingsgesteente dat kan ontstaan bij vulkaanuitbarstingen door subductie en kenmerkend is voor de Andes

37
Q

erts

A

gesteente met een dusdanig hoge concentratie van een bepaalde grondstof dat die op economisch rendabele wijze gewonnen kan worden

38
Q

ertsvorming

A

de endogene en exogene processen die zorgen voor hoge concentraties van grondstoffen in bepaalde gesteenten

39
Q

fossiele energiebronnen

A

energiebronnen als steenkool, aardolie en aardgas die ontstaan zijn uit miljoenen jaren oude resten van planten en dieren

40
Q

hoogvlakte/hoogland

A

een gebied met weinig reliëf dat meer dan 500 meter boven zeeniveau ligt

41
Q

passieve continentrand

A

continentrand die zonder plaatgrens overgaat in oceanische korst, zoals de oostzijde van Zuid-Amerika

42
Q

schild

A

een groot deel van een continent waar sinds het Cambrium (542 miljoen jaar geleden) geen gebergtevorming meer heeft plaatsgevonden

43
Q

voorlandbekken

A

sedimentbekkens rond een gebergte, bij de Andes vooral aan de oostzijde

44
Q

bbp per hoofd/brp per hoofd

A

de toegevoegde waarde van alle goederen en diensten die door binnen- en buitenlandse ondernemingen in een land/regio in één jaar worden geproduceerd gedeeld door het aantal inwoners

45
Q

de-agrarisatie

A

de afname van het belang van de landbouw voor het bbp en de werkgelegenheid

46
Q

duale economie

A

een economie die bestaat uit formele sectoren naast grote informele sectoren

47
Q

grondbezitverhouding

A

de wijze waarop grondbezit is verdeeld over de bevolking

48
Q

industrialisatie

A

de toename van het belang van de industrie voor het bbp en de werkgelegenheid

49
Q

latifundia

A

zeer grote landbouwbedrijven in Midden- en Zuid-Amerika

50
Q

tertiairisering

A

de toename van het belang van de dienstensector voor het bbp en de werkgelegenheid

51
Q

waterkrachtcentrale

A

elektriciteitscentrale die door de kracht van stromend of vallend water wordt aangedreven

52
Q

BRICSMIT

A

Brazilië, Rusland, India, China, Zuid-Afrika, Mexico, Indonesië en Turkije, afkorting voor landen die sinds 2000 een snelle economische ontwikkeling doormaken

53
Q

buitenlandse investeringen (Foreign Direct Investments, FDI)

A

de aankoop van grond, gebouwen en/of bedrijven door buitenlandse partijen met als doel verdere bedrijfsmatige ontwikkeling

54
Q

cash crops/food crops

A

handelsgewassen die voor de wereldmarkt verbouwd worden/voedselgewassen die vooral voor eigen gebruik verbouwd worden, waarbij eventuele overschotten op de lokale markt verkocht worden

55
Q

exportvalorisatie

A

het verhogen van de toegevoegde waarde van exportgoederen, bijvoorbeeld door bewerking van grondstoffen

56
Q

handelsbalans

A

het overzicht van de waarde van de in- en uitvoer van goederen en diensten van een land

57
Q

import- en exportpakket

A

het type producten dat een land invoert respectievelijk uitvoert

58
Q

landroof (landgrabbing)

A

de omstreden aankoop of pacht van enorme stukken grond door machtige, vaak buitenlandse partijen, met tegenwoordig vaak als doel grootschalige landbouwbedrijven te beginnen en/of de toegang tot grondstoffen veilig te stellen

59
Q

UNASUR/PROSUR

A

de UNASUR, Unie van Zuid-Amerikaanse naties, was een politieke en economische unie van 12 onafhankelijke staten in Zuid-Amerika, opgericht in 2008; de meeste landen hebben zich in 2018-2020 teruggetrokken en PROSUR, Forum voor de Vooruitgang en Ontwikkeling van Zuid-Amerika, opgericht