Begrippen Gebieden: Zuid-Amerika Flashcards
geografisch beeld
beeld van een gebied op basis van controleerbare informatie over de ligging van het gebied, de ruimtelijke kenmerken ervan en de samenhang daartussen
mental map
het ruimtelijk beeld dat een persoon van een bepaald gebied in zijn geheugen heeft opgeslagen
perceptie
de manier waarop je iets waarneemt en ervaart
stereotype
een algemene karakterisering van een gebied of van een groep mensen die niet helemaal met de werkelijkheid overeenkomt
etniciteit
afkomst gelet op sociaal-culturele kenmerken zoals taal, religie en tradities
etnische en culturele diversiteit
verschillende bevolkingsgroepen die zich van elkaar onderscheiden door afkomst en cultuur. afkomst en cultuur zijn vaak nauw verweven
informele sector
de niet-officiële economie, zwart betaald worden
latino
iemand die is geboren in Latijns-Amerika en Spaans of Portugees spreekt
mestizering
proces van menging van de inheemse bevolking en afstammelingen van witte (voor)ouders
bevolkingsdruk
de mate waarin de bewoners van een gebied beslag leggen op de aanwezige ruimte en hulpbronnen
favela
Braziliaanse benaming voor sloppenwijk
gezinsplanning
door geboorteregeling het aantal kinderen en het moment van geboorte plannen
informal city/informele stad
spontaan gebouwde, illegale stadswijken waar de bewoners geen eigendomsrechten hebben op de huizen en/of de grond die ze bewonen: voorzieningen en infrastructuur ontbreken of zijn van een laag niveau; de wijken liggen vaak op plekken die gevoelig zijn voor aardverschuivingen of overstromingen
megastad
een stad met meer dan 10 miljoen inwoners
natuurlijke bevolkingsgroei
toename van de bevolking door een geboorteoverschot
sloppenwijk
een niet door de overheid gereguleerde woonwijk, vaak gekenmerkt door slechte leefomstandigheden en gelegen op ongunstige locaties
sociale bevolkingsgroei
toename van de bevolking door een vestigingsoverschot
cliëntelisme
mensen uit de bovenlaag van de bevolking bewijzen een persoon of een groep mensen een dienst in ruil voor politieke steun (stemmen!); de bevoorrechte positie die de elite hierdoor verwerft, wordt gebruikt om zichzelf te verrijken
dictatuur
regeringsvorm waarin alle macht bij één persoon of bij een kleine groep mensen berust, bijvoorbeeld bij een politieke partij, junta of familie
elite
een kleine groep in de maatschappij met buitengewone voorrechten waardoor zij op een bepaald gebied (politiek, economisch of cultureel) de hoogste positie inneemt
oligarchie
regering die bestaat uit een kleine groep rijke en invloedrijke personen die alle macht heeft
populisme
politieke stroming waarbij een leider zich opwerpt als de stem van ‘het volk’. de gevestigde orde (bijvoorbeeld nadere politici, media en de rechterlijke macht) wordt voorgesteld als corrupt en als vijand van het volk
bevolkingsparticipatie
actieve deelname van de mensen aan de samenleving, bijvoorbeeld door lid te zijn van een buurtvereniging, politieke partij, kerk of ander soort club