blok 2 Flashcards

1
Q

beinvloeden

A

manipuleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

collectioneren

A

verzamelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

uitstallen

A

etaleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

bekoren

A

charmeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

verbeteren

A

perfectioneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

uitvoeren

A

realiseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

weer in elkaar zetten

A

reconstructureren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

inenten

A

vaccineren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

in het begin

A

aanvankelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

aandeel

A

bijdrage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

bijzonderheden

A

details

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

doeltreffend

A

effectief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

bewijs

A

zekerheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

langzamerhand voortgaand

A

geleidelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

blijkbaar

A

kennelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

is minder belangrijk dan

A

ondergeschikt

17
Q

sluit aan bij

A

speelt in op

18
Q

eerzuchtig

A

ambitieus

19
Q

zelfstandig

A

autonoom

20
Q

iemand die regelmatig een stukje schrijft voor een krant of weekblad

A

columnist

21
Q

tijdschrift met vooral artikelen over politiek, economie en kunst

A

magazine

22
Q

ingewikkeld

A

complex

23
Q

tegenwoordige

A

huidige

24
Q

klein van omvang

A

compact

25
Q

eerste optreden

A

debuut

26
Q

soepel

A

flexibel

27
Q

klant

A

ciënt

28
Q

periode van 1000 jaar

A

millenium

29
Q

wereldwijd

A

mondiaal

30
Q

heel veel verschillende

A

een scala van

31
Q

misschien

A

wellicht

32
Q

toepassing van de wetenschap op de techniek

A

technologie

33
Q

oplezen wat moet worden opgeschreven

A

dicteren

34
Q

tijdruimte

A

termijn