blok 6 Flashcards

1
Q

balanceren

A

zich in evenwicht houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

consumeren

A

eten of drinken, nuttigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

mega

A

zeer groot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

nuanceren

A

kleine verschillen aanbrengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

specialiseren

A

zich richten op 1 onderwerp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

suggeren

A

iemand op andere gedachten brengen zonder het direct te zeggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

articuleren

A

woorden duidelijk uitspreken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

auditief gehandicapt

A

slechthorend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

delicatesse

A

lekkernij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

kapitaal

A

zeer grote bedragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

illegaal

A

verboden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

farmaceutisch bedrijf

A

bedrijf dat geneesmiddelen produceert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

vaccin

A

medicijn waarmee je ingeënt wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

generatie

A

groep personen van ongeveer dezelfde leeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

actueel

A

dat op dit moment belangrijk is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

magnaat

A

eigenaar met veel geld en invloed

17
Q

fuseren

A

samengaan

18
Q

heil

A

goeds

19
Q

parlementariër

A

lid van de tweede kamer

20
Q

opponent

A

tegenstander

21
Q

criterium

A

norm

22
Q

beogen

A

heeft tot doel

23
Q

premie

A

te betalen bedragen

24
Q

annulerings verzekering

A

verzekering die kosten vergoedt als een reis niet doorgaat

25
Q

staatssecretaris

A

onderminister

26
Q

diplomatieke gave

A

het talent om zaken handig en slim aan te pakken

27
Q

seismograaf

A

aardbevingsmeter

28
Q

epicentrum

A

middelpunt van een aardbeving