Chapter 1 (A) Flashcards
1
Q
Kun je jezelf voorstellen?
A
Tu peux te présenter?
2
Q
Ik heet Simon en ik ben 15 jaar
A
Je m’appelle Simon et j’ai quinze ans
3
Q
Waar woon je?
A
Tu habites où?
4
Q
Ik woon in IJsselmuiden, in Nederland
A
J’habite à IJsselmuiden, aux Pays-Bas
5
Q
Wanneer ben je jarig?
A
Ton anniversaire, c’est quand?
6
Q
Mijn verjaardag is op 17 augustus
A
Mon anniversaire, c’est le 17 août
7
Q
Hoe zeg je dat in het Frans?
A
Comment on dit ça en français?