Chapter 22: Part 1 Flashcards

1
Q

Wat wordt cardiac cycles (hartcyclus) genoemd?

A

De opeenvolging van mechanische en elektrische gebeurtenissen die zich bij elke hartslag herhaalt, wordt de hartcyclus genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is reciprocal of the heart rate?

A

De duur van de hartcyclus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe bereken je de duration (s/beat) van heart beat?

A

60 (s/min) / heart rate (beats per min)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Onder normale omstandigheden, wat bepaald de duur van de hartcyclus?

A

Onder normale omstandigheden bepaalt de elektrische pacemaker in de sinoatriale knoop de duur van de hartcyclus, en de elektrische eigenschappen van het hartgeleidingssysteem en de hartspiercellen bepalen de relatieve duur van contractie en relaxatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Leg de cardiac atria (boezem) uit.

A

Het zijn twee soort kleine kamers. In de rechter boezem komt zuurstofarm systemic venous bloed uit de superior en inferior vena cava. In de linker boezem komt er zuurstofrijk bloed uit de longen van de pulmonary circulation. In principe zijn dit passieve reservoirs, maar ze contracteren wel een klein beetje –> verbetert de vulling van de ventrikels en de hartoutput in geringe mate.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoezo is de contractie van atria toch wel belangrijk en bij wie kan je dat zien en wat zijn de gevolgen?

A
  • Duidelijk bij patiënten die atriumfibrilleren ontwikkelen, een ritmestoornis die geassocieerd wordt met het verlies van deze atriale “kick”. Bij boezemfibrilleren voorkomt chaotische elektrische activiteit, waarbij de boezems worden gebombardeerd met wel 500 impulsen per minuut uit alle richtingen, de gecoördineerde actie van de hartspiervezels in de boezems die nodig is voor gecoördineerde samentrekking van de boezems.
  • Als de patiënt echter al een aangetast myocard heeft (bijv. door ischemische hartziekte ( heart problems caused by narrowed heart (coronary) arteries that supply blood to the heart muscle.), langdurige hypertensie (hoge bloeddruk
    ) of mitralisstenose (the narrowing of the mitral valve, which is the heart valve that controls the flow of blood from the heart’s left atrium to the left ventricle)), of als de patiënt verzwakt is door disfunctie van andere organen (bijv, chronisch emfyseem), kan het verlies van de atriale contractie de hartoutput nog verder verlagen, net genoeg om de patiënt in een bloeiend congestief hartfalen of zelfs shock (d.w.z. een arteriële druk die zo laag is dat de perfusie van perifere weefsels in gevaar komt) te brengen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Iemand die verder gezond is en alleen atrial fibrillation hebben, wat voor risks kunnen ze oplopen? En wat is belangrijk voor hun?

A
  • High risk for development of atrial thrombosis and thus possibly cerebral embolism and stroke.
  • Bij patiënten met een aangetast myocard kan een chemische of elektrische cardioversie noodzakelijk zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe heten de inlet valves van de ventricles en explain wat ze doen?

A
  • De valves heten atrioventricular valves (AV), de valve tussen de rechter atrium en ventricle = tricuspid valve en de valve aan de linker kant heet mitral valve of soms ook wel bicuspid valve genoemd.
  • Deze valves zorgen ervoor dat het bloed maar in 1 richting kan stromen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe heten de outlet valves van de ventricles en explain wat ze doen?

A
  • Semilunar kleppen/ semilunar valves worden ze genoemd. Je hebt er twee, pulmonary valve (bevindt zich tussen de rechter ventricle en pulmonary trunk, en je hebt aortic valve, bevindt zich tussen de linker ventricle en aorta.
  • Ze hebben beiden drie cusps
  • Zorgen dr voor dat het bloed in 1 richting gaat.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wanneer openen en closen de cardiac valves?

A

Hartkleppen openen passief wanneer de stroomopwaartse druk hoger is dan de stroomneerwaartse druk. Ze sluiten passief wanneer de stroomafwaartse druk hoger is dan de stroomopwaartse druk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe kan je de movement van de leaflets meten?

A

The movement of the valve leaflets can be detected by echocardiography; their closure makes heart sounds that can be heard with a stethoscope.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat kan een stethoscoop detecteren?

A

De stethoscoop kan ook lekken in de kleppen detecteren waardoor bloedstralen terug kunnen stromen over de klepopening (regurgitatie), evenals stenotische laesies die de klepopening vernauwen, waardoor het bloed door een nauwere ruimte moet stromen (stenose). Tijdens bepaalde delen van de hartcyclus maakt bloed dat door regurgiterende of stenotische laesies (regurgitant or stenotic) stroomt karakteristieke geluiden die geruis (murmurs) worden genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoeveel fases heeft de hartcyclus als je puur alleen maar kijkt vanuit het oogpunt van de hartkamers en de positie van hun kleppen? En wat zijn die fases?

A

Minimum 4 fases:

  1. Instroomfase. De inlaatklep is open en de uitlaatklep is gesloten.
  2. Isovolumetrische contractie. Beide kleppen zijn gesloten, zonder bloedstroom.
  3. Uitstroomfase. De uitlaatklep is open en de inlaatklep is gesloten.
  4. Isovolumetrische relaxatie. Beide kleppen zijn gesloten, zonder bloedstroom.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe kan je de fases vanuit ventricular en valves view verdelen?

A

Het is gebruikelijk om deze fasen in twee delen op te splitsen. Systole omvat fase 2 en 3, wanneer de ventrikels samentrekken, terwijl diastole fase 4 en 1 omvat, wanneer de ventrikels ontspannen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoelang duurt de systole en diastole bij iemand met een heart rate van 75 beats/min? Wat gebeurd en dan bij een hogere heartbeat?

A

At a heart rate of 75 beats/min (cycle duration = 800 ms), systole occupies ~300 ms, and diastole ~500 ms. With increasing heart rate—and thus decreasing cycle length—diastole shortens relatively more than systole does.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat geven de 4 verticale lijnen in figuur 22-1 aan?

A

De vier verticale lijnen geven de timing aan van de vier klepgebeurtenissen die elk van de vier eerder gedefinieerde fasen beëindigen:

  • Het sluiten van de AV-klep beëindigt fase 1.
  • Semilunaire klepopening beëindigt fase 2.
  • Het sluiten van de semilunaire klep eindigt fase 3.
  • AV-klepopening beëindigt fase 4.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Zijn de fases in de rechter en linker hart hetzelfde?

A

Ja/nee, de vorm van de drukcurven voor het rechterhart en het linkerhart zijn vrijwel gelijk, behalve dat de drukken rechts een verkleinde versie zijn van die links.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waar begint de tracings in figuur 22-1?

A

De tracings beginnen in het midden van fase 1; dat is de periode van verminderde vulling tegen het einde van de diastole, diastase genoemd (van het Griekse dia [uit elkaar] + histanai [staan]).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waarom is de volumeveranderingen in de linkerventrikel precies hetzelfde zijn als die in de rechterventrikel?

A

Omdat de cardiale output van het rechter- en linkerhart vrijwel identiek is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Leg Diastasis Period (Middle of Phase 1) uit.

A

Tijdens de diastase is de mitralisklep open, maar stroomt er weinig bloed van het linkeratrium naar de linkerhartkamer; het ventrikelvolume neemt langzaam toe en nadert een plateau. De druk in zowel de linkerboezem als de linkerhartkamer stijgt langzaam, aangedreven door de druk in de longaders, die slechts iets hoger is. De boezemdruk is gelijk aan - en ligt slechts iets boven - de ventrikeldruk omdat de mitralisklep wijd open staat en de stroming tussen de twee kamers minimaal is. De P-golf van het elektrocardiogram, die overeenkomt met atriale excitatie, treedt op aan het einde van deze fase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Leg Atrial Contraction (End of Phase 1) uit.

A

Onmiddellijk na de P-golf volgt de atriale contractie, die ervoor zorgt dat een variabele hoeveelheid bloed de linkerhartkamer binnenstroomt. Bij een persoon in rust brengt de atriale contractie een hoeveelheid bloed in de linkerhartkamer die <20% van het daaropvolgende slagvolume en vaak slechts een paar procent uitmaakt. Tijdens zware inspanning kan dit percentage oplopen tot 40%. Atriale contractie veroorzaakt een lichte stijging van de intra-atriale druk en een vergelijkbare stijging van de ventrikeldruk en het ventriculaire volume. Gedurende deze hele periode daalt de aortadruk omdat het bloed naar de periferie stroomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Leg Isovolumetric Contraction (Phase 2) uit.

A

Wanneer de ventrikels beginnen te depolariseren, zoals blijkt uit het QRS-complex op het ECG, begint de systole. De ventrikels trekken samen en al snel is de druk in de linker ventrikel hoger dan die in het linker atrium. Als gevolg hiervan sluit de mitralisklep. De aortaklep is al die tijd gesloten geweest. De linker hartkamer trekt dus samen met zowel de mitralisklep als de aortaklep gesloten. Omdat het bloed geen kant op kan, is het resultaat een isovolumetrische samentrekking die ervoor zorgt dat de druk in de linkerhartkamer snel stijgt en uiteindelijk hoger wordt dan de druk in de aorta, waardoor de aortaklep opent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Leg Ejection or Outflow (Phase 3) uit.

A

Als de aortaklep zich opent, begint de ejectiefase. Tijdens het eerste deel van de snelle ejectiefase 3 blijft de ventrikeldruk stijgen, op de voet gevolgd door een snelle stijging van de aortadruk, die aanvankelijk iets minder is. Deze snelle drukstijgingen gaan gepaard met een plotselinge vermindering van het ventriculaire volume, omdat het bloed naar de aorta stroomt. De aortadruk blijft stijgen en overstijgt uiteindelijk de ventrikeldruk, net voordat zowel de aortadruk als de ventrikeldruk beginnen te dalen. Ondanks de omkering van de drukgradiënt over de aortaklep knappen de cuspen van de aortaklep niet onmiddellijk dicht vanwege de traagheid van de bloedstroom, N22-2 die aanzienlijke kinetische energie aan het bloed verleent. Tijdens het laatste deel van fase 3 - verminderde uitwerping - wordt de afname van het ventriculaire volume minder snel, en zowel de ventriculaire als de aortadruk nemen af. Tijdens de gehele ejectiefase stroomt ongeveer 70 mL bloed in de aorta, waardoor ongeveer 50 mL achterblijft in het ventrikel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Leg Isovolumetric Relaxation (Phase 4) uit.

A

Laat in de ejectiefase daalt de bloedstroom over de aortaklep tot extreem lage waarden, totdat deze feitelijk de richting omkeert (d.w.z. retrograde of negatieve stroming). Op dit punt sluit de aortaklep, wat het begin van de diastole definieert. Wanneer de bloedstroom in de aorta weer kortstondig positief wordt (d.w.z. voorwaarts), is er een kleine opwaartse afbuiging in het aortadrukspoor. Het resultaat is de dicrotische kerf (dicrotic notch) (van het Griekse dikrotos [dubbele slag]), of incisura, en de daaropvolgende dicrotische golf, die de over het algemeen neerwaartse trend van de aortadruk onderbreekt. Omdat zowel de aortaklep als de mitralisklep gesloten zijn en er geen bloed in de linkerhartkamer kan komen, is dit de periode van isovolumetrische ontspanning. De druk in de linkerhartkamer daalt snel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Leg Rapid Ventricular Filling Period (Beginning of Phase 1) uit.

A
  • Wanneer de ventrikeldruk lager wordt dan die in het linkeratrium, gaat de mitralisklep open. Onmiddellijk na het openen van de mitralisklep begint het linker ventrikelvolume snel toe te nemen. Tijdens deze periode van snel vullen van de ventrikel ontwikkelen de linker atriumdruk en de ventrikeldruk zich parallel omdat de mitralisklep wijd open is. Er volgt een periode van relatief minder vulling, de periode van diastase waarmee we onze discussie begonnen. De diastole omvat dus zowel de snelle ventrikelvulperiode als de diastase. Zoals al eerder opgemerkt, neemt de lengte van de diastole af bij een verhoogde hartslag. Deze afname gaat eerst ten koste van de periode van langzamere ventrikelvulling (d.w.z. diastase).
  • Tijdens het snelle vullen van de ventrikels blijft de aortaklep gesloten. Omdat het bloed naar de periferie blijft stromen, als gevolg van de terugslag van de elastische wand van de aorta, daalt de aortadruk. Deze daling gaat door tijdens de diastase.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat moet er gebeuren met Ohms law als de druk en flow fluctueert?

A

de eenvoudige wet van Ohm-achtige relatie Δ P = F - R vervangen worden door Δ P = F - Z, waarbij Z een complexe mechanische impedantie (the effective resistance of an electric circuit or component to alternating current, arising from the combined effects of ohmic resistance and reactance) is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat gebeurd er met de aortic valve wanneer de drukcurven voor de linker hartkamer (blauwe curve) en de aorta (rode curve) elkaar in het midden van de uitwerpingsfase kruisen?

A

De aortaklep sluit op dat moment niet, ondanks de schijnbare omkering van de drukgradiënt. Zelfs nadat de schijnbare drukgradiënt net voorbij de piek van de uitademing omkeert, blijft de bloedstroom positief gedurende de rest van de uitademingsfase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is een goed voorbeeld waar de stromingsdynamica voornamelijk inertiaal van aard is? En leg uit wat het is.

A
  • De bloedstroom in de aorta.
  • Tijdens de ejectie ontvangt de aorta het volledige slagvolume van de linkerventrikel met een hoge lineaire snelheid. De kinetische energie ( mv 2 ) is dus groot, omdat de aortastroom een grote massa bloed (m) met een hoge snelheid (v) vervoert.
  • De compliantieterm (meestal radiale compliantie) binnen de complexe impedantie van de aorta is niet zo belangrijk omdat axiale stroming veel belangrijker is dan radiale stroming.
  • Tenslotte is de viskeuze-weerstandsterm binnen de complexe impedantie van de aorta minimaal omdat de straal van de aorta groot is en de weerstand omgekeerd evenredig is met r 4 (zie Vergelijking 17-11 ). In de aorta wordt de traagheidsimpedantie dus de belangrijkste determinant van de totale impedantie Z.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Waardoor wordt de dominantie van de traagheidsimpedantie geïllustreerd?

A

Door de bevinding dat de aortaklep niet sluit ondanks een omkering van de drukgradiënt tussen de linkerventrikel en de aortaboog zoals geregistreerd door verblijfskatheters met zijopeningen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Hoezo is er geen schending van het principe dat Δ P = F - Z?

A

Zoals getoond in afbeelding 17-11 houdt de meting van de “zijdelingse druk” geen rekening met het kinetisch momentum (d.w.z. de Bernouilli-krachten) langs de as van de bloedstroom. Als we de traagheidscomponent hadden meegenomen in onze meting van Δ P - door de druk te meten met katheters die stroomopwaarts gericht zijn, zoals de bovenste katheter in Afbeelding 17-11 laat zien - zouden we geen omkering van de druk waarnemen. Er is dus geen schending van het principe dat Δ P = F - Z, wat betekent dat het bloed nog steeds langs een energiegradiënt stroomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat volgt allemaal het cyclische patroon van de hartcyclus?

A

Het ECG, fonocardiogram en echocardiogram.

32
Q

Leg aortic blood flow uit.

A

De bloedstroom van de linkerhartkamer naar de ascending aorta, stijgt het snelst tijdens de snelle ejectiefase van de linkerhartkamer. De piek van de aorta flow definieert het begin van de decreased-ejection phase.

33
Q

Leg Electrocardiogram uit.

A

Het ECG begint met het midden van de P-golf (atriale depolarisatie). Het QRS-complex (ventriculaire depolarisatie) is de opmaat voor de stijging van de ventrikeldruk. De T-golf (ventriculaire repolarisatie) treedt op in de fase van verminderde uitwerping.

34
Q

Leg Phonocardiogram and Heart Sounds uit.

A
  • Het openen en sluiten van de kleppen gaat gepaard met hartgeluiden, die gemakkelijk door een stethoscoop kunnen worden gehoord of met een digitale stethoscoop kunnen worden opgenomen en opgeslagen als een fonocardiogram.
  • De dominante frequenties van hartgeluiden zijn lager (110 tot 180 Hz) dan die van hartruisen, die het gevolg zijn van turbulentie (180 tot 500 Hz).
35
Q

Wat geven de verticale stippenlijnen aan op 22-2? Welke conclusie kunnen we hieruit trekken?

A

Elk van de verticale stippellijnen in Afbeelding 22-2 geeft de beweging van twee kleppen aan, één aan het rechterhart en één aan het linkerhart. Twee kleppen kunnen dus bijdragen aan één enkel hartgeluid, hoewel de twee componenten vaak door het oor kunnen worden gescheiden.

36
Q

Welke geluiden worden het vaakst gehoord en welke minder?

A

De twee belangrijkste, of fysiologische, hartgeluiden (S 1 en S 2 ), evenals twee andere geluiden (S 3 en S 4 ) die af en toe worden gehoord.

37
Q

Wanneer hoor je de hartgeluiden S1 en S2?

A

De fysiologische hartgeluiden S 1 en S 2 worden gehoord na het sluiten van de hartkleppen:
- de mitralisklep en de tricuspidalisklep voor S 1

  • de aortaklep en longklep voor S 2
38
Q

Wat creëert de hartgeluiden?

A

Trillingen produceren als gevolg van plotselinge spanning in de AV-kleppen en de aangrenzende ventriculaire wanden het eerste hartgeluid, S 1 . Op dezelfde manier produceren trillingen van de grote vaatwanden en bloedkolommen het tweede hartgeluid, S 2 , na het sluiten van de semilunaire kleppen. Deze trillingen verspreiden zich door de aangrenzende weefsels naar de borstwand, waar men normaal gesproken het eerste en tweede hartgeluid door een stethoscoop kan horen. S 1 is meestal sterker, langer en van een lagere frequentie dan S 2 .

39
Q

Wat veroorzaakt de verschillen in A 2 (d.w.z., aorta) en P 2 (d.w.z., pulmonaal) componenten van het tweede hartgeluid?

A

De aortaklep sluit bijvoorbeeld meestal net voor de longklep. Dit verschil in timing veroorzaakt de fysiologische splitsing van de A 2 (d.w.z., aorta) en P 2 (d.w.z., pulmonaal) componenten van het tweede hartgeluid.

40
Q

Wat kan leiden tot splitsing van het eerste hartgeluid?

A

Pathologische veranderingen die de asynchronie tussen het linker- en rechterhart accentueren (bijv. rechterbundeltakblok), kunnen ook leiden tot splitsing van het eerste hartgeluid.

41
Q

Wat is opening snap (OS) en wanneer gebeurd dit?

A
  • Bij verstijving van de mitralisklep, zoals te zien is bij mitralisstenose, kan de opening van de mitralisklep een extra geluid produceren, een opening snap (OS).
  • In de vroege diastole net na S 2 .
42
Q

Wat is het derde hartgeluid?

A
  • S 3 treedt op in de vroege diastole wanneer het snelle vullen van de ventrikels resulteert in terugslag van ventriculaire wanden die een beperkte distensibiliteit hebben.
  • Een S 3 kan ook gehoord worden bij volwassenen wanneer de ventrikel zo overvuld is aan het einde van de systole dat de toevoeging van 70 mL meer bloed tijdens de diastole de ventrikel in een volumebereik brengt waarin de ventrikelcompliance erg laag is. Het resultaat is een geaccentueerde terugslag, hoorbaar als een S 3 . Een S 3 kan afkomstig zijn van het linker- of rechterhart.
43
Q

Wat is protodiastolic gallop?

A

Een “galopritme” is een groepering van drie hartgeluiden die samen klinken als de hoeven van een galopperend paard. De toevoeging van een S 3 aan de fysiologische S 1 en S 2 creëert dus een opeenvolging van drie geluiden, S 1 -S 2 -S 3 , die een protodiastolische galop of ventriculaire galop wordt genoemd.

44
Q

Wat is het vierde hartgeluid?

A

Indien aanwezig, valt een vierde hartgeluid, S 4 , samen met atriale contractie. Het wordt meestal gehoord in pathologische omstandigheden waarin een ongewoon sterke atriale contractie optreedt in combinatie met een lage therapietrouw van de linkerventrikel.

45
Q

Wat is presystolic gallop?

A

De toevoeging van een S 4 produceert een andere reeks van drie geluiden, S 4 -S 1 -S 2 , wat ook een galopritme is, een presystolische galop of atriale galop.

46
Q

Wat laat een echocardiography zien?

A

That the separation between the anterior and posterior leaflets of the mitral valve increases during atrial contraction. The leaflets meet at the beginning of phase 2 and remain together until rapid ventricular filling occurs in the beginning of phase 1, when the separation between leaflets becomes maximal. During the decreased phase of ventricular filling, the leaflets once again move closer together, until the next atrial contraction.

47
Q

Wanneer en hoe schommelt (oscilleert) de bloedstroom en de bloedsnelheid over de aorta en longkleppen?

A

Bij het sluiten en openen van de uitlaatkleppen van het hart (d.w.z. long- en aortakleppen) oscilleren de bloedstroom en de bloedsnelheid over deze kleppen van bijna nul, wanneer de kleppen gesloten zijn, naar hoge waarden, wanneer de kleppen open zijn.

48
Q

Rond welke waardes schommelt de druk in de aortic arch?

A

De druk in de aortaboog schommelt typisch tussen ~80 en ~120 mm Hg, maar varieert sterk tussen individuen.

49
Q

Waar treden fasische veranderingen in druk en flow nog meer op?

A

Fasische veranderingen in druk en flow treden ook op in de perifere slagaders.

50
Q

Waar wordt de arteriële druk meestal gemeten?

A

Arteriële druk wordt meestal gemeten in een grote slagader, zoals de arteria brachialis.

51
Q

Wat is het gevolg van heel weinig drukverlies tussen de aorta en grote, nabijgelegen slagader?

A

De gemeten systolische en diastolische arteriële drukken, evenals de polsdruk en gemiddelde arteriële druk, benaderen nauw de overeenkomstige aortadrukken.

52
Q

Waarom kunnen we niet de wet van Ohm gebruiken bij de hartcyclus?

A

Because blood vessels are compliant (so that R varies with pressure) and because both aortic pressure and flow vary during the cardiac cycle, we cannot describe real arteries in this way.

53
Q

Waarom is de verhouding van Δ P / F niet meer weerstand?

A

Doordat op het gebied van hydraulica oscillerende stromingen en drukken niet alleen een amplitude hebben, maar ook een fase. Dit wordt nu dan een complexe grootheid en dat wordt de mechanische impedantie genoemd.

54
Q

Waar hangt de mechanische impedantie van af?

A

Depends on the classical “resistance” as well as the compliance (een maat voor het vermogen van een mechanisch systeem om te reageren op een toegepaste trilkracht) and inertial (the physical force that keeps something in the same position or moving in the same direction) properties of the vessels and blood.

55
Q

Waarom zijn de druk- en stroomgolven in de aorta niet hetzelfde als in de vaten die distaal liggen?

A

Because of these resistive, compliant, and inertial properties, the pressure and flow waves in vessels distal to the aorta are not quite the same as in the aorta.

56
Q

Wat gebeurd er tijdens de rapid ejection phase?

A

Peak flow through the aortic arch is remarkably high, ~30 L/min. The peak linear velocity is ~100 cm/s, which makes it more likely that the blood will reach the critical Reynolds number value for turbulence. The rapid ejection of blood also causes a rapid rise of the pressure in the aorta to above that in the ventricle.

57
Q

Waarom blijft het bloed door de aortic arch continue stromen en gaan de kleppen niet dicht ook al is het drukgradiënt omgekeerd?

A

De reden dat het bloed in voorwaartse richting blijft stromen is de traagheidscomponent van de bloedstroom, die een aanzienlijke kinetische energie vertegenwoordigt. Uiteindelijk vertraagt het bloed in de aortaboog voldoende zodat de stroming nul en uiteindelijk negatief wordt (wat reflux door de klep veroorzaakt). Als de aortaklep zich sluit, ontstaat the dicrotic notch in the aortic pressure trace.

58
Q

Leg Thoracic-Abdominal Aorta and Large Arteries uit.

A

eak systolic flow becomes smaller as one moves from the aorta toward the periphery (i.e., iliac and femoral arteries), as would be predicted because of the branching of the vessels. However, in the abdominal aorta, a new phenomenon is seen. As the elastic aorta—which stored blood during systole—releases blood during diastole, a second peak of flow appears. Note that this diastolic component of flow is larger in the abdominal aorta than in the more distal iliac artery, and is almost absent in the femoral artery. Of particular importance is the sizable diastolic flow in the carotid and renal arteries.

59
Q

Waardoor is er een large diastolic component to total blood flow in the large arteries that lie close to the aorta (carotid and renal arteries)?

A

This sizeable diastolic component is largely the result of the high compliance of the vessel walls and the radial expansion of the vessels that occurs during ventricular ejection.

60
Q

Zie figuur 22.4 en leg het experiment uit.

A
  • Figuur 22-4 vergelijkt twee takken van een hydraulisch systeem die qua straal en lengte identiek zijn. De ene tak (tak 1) is stijf en gemaakt van glas; de andere (tak 2) is elastisch en gemaakt van rubber. Beide takken eindigen in een tuit met een uitstroomweerstand die analoog is aan de weerstand van arteriolen. We nemen aan dat de weerstand van de tuit veel groter is dan die van de glazen of rubberen buis, zodat we het effect van kleine veranderingen in de diameter van de rubberen buis op de totale weerstand kunnen negeren. Als we op beide takken een constante druk uitoefenen, zijn de stromen door de twee takken continu en identiek.
  • Als we de druk echter in vierkante pulsen toepassen, zijn de stromingen in de twee takken heel verschillend (zie Fig. 22-4 B ). De stroming door de glazen buis stijgt onmiddellijk tot een maximumwaarde bij het begin van de drukgolf en daalt dan onmiddellijk tot nul wanneer de stuwdruk tot nul daalt. De grafiek van de stroming door de glazen buis weerspiegelt dus perfect de grafiek van de toegepaste druk met een vierkante golf. De stroming door de rubberen buis heeft een heel ander profiel. Tijdens het interval van de piekdruk zet het rubberen vat geleidelijk uit, waardoor een volume vloeistof wordt opgeslagen. Daarom stijgt de stroming langzaam naar zijn maximumwaarde. Tijdens het interval van de cyclus waarin de stuwdruk tot nul daalt, geeft het geëxpandeerde rubberen vat zijn opgeslagen volume stroomafwaarts af, wat resulteert in enige voorwaartse stroming ondanks de afwezigheid van enige drukkop. De gemiddelde uitstroom uit de rubberen buis is groter dan die uit de glazen buis.

-

61
Q

Hoe gedragen de aorta and large vessels (22-4)?

A

Like the rubber tube (22-4 B)

62
Q

Wat representeert the oscillating pressure head in our model (i.e., between zero and a peak value)?

A

ventricular pressure

63
Q

Wat is de windkessel?

A

an alternative mechanical model, that of a Windkessel (German for “wind chamber”), in which we replace the compliance of a distensible rubber tube with the compressible air within a chamber above the blood.

64
Q

Wat laten de twee modellen in 22-4 zien?

A

De twee modellen in Afbeelding 22-4 B en C laten zien hoe meegaande bloedvaten discontinue stroming kunnen omzetten in een meer continue stroming.

65
Q

Wat verbeterd de Windkessel?

A

De zogenaamde Windkessel-werking van het arteriële systeem verbetert de efficiëntie van de pomp (d.w.z. het hart) aanzienlijk omdat de vaten in staat zijn de fasische stroompieken van de pomp om te zetten in een meer continue stroom.

66
Q

Hoe meer afstand je neemt van de aorta hoe minder de druk wordt, klopt dat?

A

Niet helemaal, de drukcurven laten zien dat met toenemende afstand tot het hart het stijgende deel van de golf steiler wordt en de piek smaller. Omdat de piek geleidelijk hoger wordt en de minimumdruk geleidelijk afneemt, wordt de polsdruk groter. Met toenemende afstand tot het hart verschijnt een belangrijke secundaire drukschommeling tijdens de diastole. Hoewel de drukgolven dus vervormd zijn, worden ze niet gedempt. Hoewel het tegenintuïtief lijkt dat de arteriële piekdruk toeneemt naarmate we verder van het hart komen, blijkt dat de gemiddelde arteriële druk heel licht daalt naarmate we verder van het hart komen.

67
Q

Waardoor wordt the pulse wave gedempt in Terminal Arteries and Arterioles?

A
  • First, because we are dealing with many parallel vessels with a large aggregate wall area, the aggregate compliance increases, damping the pressure wave.
  • Second, because these smaller arteries have a smaller radius and thus a far greater resistance, the mean arterial pressure must fall in proportion to the much higher resistance.
68
Q

Hoe zit het met pulsaties in de capillaries?

A

By the time the blood reaches the capillaries, the damping is so severe that pulsations (i.e., pressure oscillations) do not normally occur—blood flow is continuous. The pulmonary capillaries are an exception; their upstream vessels are short, and they have low resistance and high compliance. The pulsation of systemic capillaries occurs only in cases of markedly increased pulse pressure, such as in patients with aortic regurgitation or hyperthyroidism, or in cases of generalized peripheral vasodilation.

69
Q

Waarom kun je de polsslag zo snel na de hartslag voelen?

A

De bloedvaten geleiden de voelbare puls als een drukgolf. De lineaire snelheid van RBC’s die door convectie in het bloed worden gedragen varieert van ~1 m/s in de aorta tot zeer kleine waarden in de haarvaten. De drukgolf verplaatst zich echter met een snelheid van 5 tot 6 m/s in de aorta, oplopend tot 10 tot 15 m/s in de kleine slagaders.

70
Q

Wat is er in figuur 22-5 te zien?

A

The four pressure waves in Figure 22-5 actually represent data obtained simultaneously in a dog with four catheters, the first placed in the aortic arch and the last three, each placed precisely 10 cm downstream from the previous one. The downstream propagation of the wave through the larger arteries is accompanied by a serious distortion of the pressure profile: it gets narrower and taller as we move downstream.

71
Q

Waar bestaat the pressure wave moving from the aorta to the periphery uit?

A

An ensemble of many individual waves, each with its own frequency. Higher-frequency waves travel faster and undergo more damping than low-frequency waves. Recombination of these waves at a more peripheral site thus produces a new wave with a shape that is a distorted version of the original aortic wave.

72
Q

Welk soort bloedvat heb je nodig om de snelheid van de golf toe te laten nemen?

A

Wanneer de drukgolf vaten bereikt met een stijvere wand (bijv. grotere verhouding wanddikte/vatdiameter), neemt de snelheid van de golf toe. Omgekeerd, met een vat dat meer flexibel is, gaat een deel van de energie van de drukpuls naar verwijding van het vat, zodat de drukgolf zich verspreidt en vertraagt. Omdat veroudering een afname van de vaatcompliance (d.w.z. distensibiliteit) veroorzaakt, neemt de voortplantingssnelheid juist toe.

73
Q

“blood flow in systemic capillaries can exhibit slow oscillations unrelated to the cardiac cycle”, waardoor komt dit?

A

The action of upstream vasomotor control elements in arterioles and precapillary sphincters can cause fluctuations. In addition, changes in tissue pressure (e.g., caused by muscle contraction) can compress capillaries and cause further fluctuations in capillary flow. Pulmonary capillaries are especially susceptible to changes in the surrounding alveolar pressure (relating to an alveolus or the alveoli of the lung or lungs).

74
Q

Wat zorgt voor de venous pulse?

A

(1) retrograde (a backward movement or a movement that is opposite to the usual direction of flow) action of the heartbeat during the cardiac cycle
(2) the respiratory cycle
(3) the contraction of skeletal muscles

75
Q

Wat betekenen de volgende letters in de jugular vein pulse: a, c, v, av, x, and y?

A
  • The a peak: is caused by the contraction of the right atrium.
  • The av minimum: is due to relaxation of the right atrium and closure of the tricuspid valve.
  • The c peak: reflects the pressure rise in the right ventricle early during systole and the resultant bulging of the tricuspid valve—which has just closed—into the right atrium.
  • The x minimum: occurs as the ventricle contracts and shortens during the ejection phase later in systole. The shortening heart—with tricuspid valve still closed—pulls on and therefore elongates the veins, lowering their pressure.
  • The v peak: is related to filling of the right atrium against a closed tricuspid valve, which causes right atrial pressure to rise. As the tricuspid valve opens, the v peak begins to wane.
  • The y minimum: reflects a fall in right atrial pressure during rapid ventricular filling, as blood leaves the right atrium through an open tricuspid valve and enters the right ventricle. The increase in venous pressure after the y minimum occurs as venous return continues in the face of reduced ventricular filling.
76
Q

Waardoor wordt de pressure in jugular vein negatief tijdens inspiration?

A

Tijdens inspiratie daalt het diafragma, waardoor de intrathoracale druk (en dus de druk in de borstvaten) afneemt en de intra-abdominale druk toeneemt. Dientengevolge neemt de veneuze retour van het hoofd en de bovenste ledematen tijdelijk toe, omdat de lagedrukvaten letterlijk bloed in de borstholte zuigen. Tegelijkertijd neemt de veneuze stroom vanuit de onderste extremiteiten af vanwege de relatief hoge druk van de buikvaten tijdens inspiratie. Daarom daalt tijdens de inspiratie de druk in de halsader terwijl de druk in de liesader stijgt.

77
Q

Hoe heeft de Skeletal Muscle Contraction invloed op jugular vein?

A

rote aderen in de onderste ledematen zijn voorzien van kleppen die retrograde verplaatsing van bloed voorkomen (zie p. 419 ). Als een persoon in rust is en in liggende houding ligt, zijn alle veneuze kleppen open en stroomt er continu veneus bloed naar het hart. Staan zorgt ervoor dat de veneuze druk in de voet geleidelijk stijgt tot de hydrostatische (a branch of physics that deals with the characteristics of fluids at rest and especially with the pressure in a fluid or exerted by a fluid on an immersed body) druk die wordt bepaald door de verticale bloedkolom van de voet naar het hart. Als de persoon begint te lopen, zorgt de combinatie van de pompwerking van de beenspieren op de beenaders en de werking van de veneuze kleppen als hydrostatische relay stations ervoor dat de veneuze druk in de voet afneemt. Elke stap veroorzaakt zowel een kleine oscillatie als een kleine netto daling van de druk in de voetader. Als de druk in de voetader eenmaal het dieptepunt heeft bereikt, veroorzaakt elke stap gewoon een kleine drukschommeling. Lopen veroorzaakt een nettodaling van de druk in zowel de oppervlakkige als de diepe voetaders en in de bijbehorende haarvaten. Wanneer de oefening stopt, stijgt de veneuze druk weer.