college 1 Flashcards

1
Q

Benoem 6 sectoren uit de Eurostat

A

industrie, bouw, landbouw, handel, financiele dienstverlening, publieke dienstverlening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Benoem 2 oorzaken van postindustriele samenleving

A

1 basisbehoeften van klanten zijn bevredigd, er is daardoor meer vraag naar producten van dienstverlenende sectoren, zoals sport, onderwijs, verzekeringen
2 veel producten worden uitbesteed aan lagelonenlanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Benoem 3 productiefactoren die nodig zijn om de economische groei te bevorderen

A

arbeid, kapitaal, natuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Kwantitatief groeien houdt in

A

dat er meer van ter beschikking komt, bijvoorbeeld groei beroepsbevolking, kapitaalgroei door netto investeringen en meer grondstoffen worden in de natuur gevonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kwalitatieve groei houdt in

A

dat de arbeidsproductiviteit omhoog gaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een kapitaalgoederenvoorraad

A

goederen die nodig zijn om andere producten voort te brengen, zoals computers, lopende band, machines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat betekent kapitaalcoeffecient

A

deze berekent hoeveel kapitaalgoederen er nodig is om een eenheid product te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Netto-investeringen kunnen bedrijven financieren uit

A

besparingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Beschermende sectoren

A

niet afhankelijk van internationalisering zoals detail handel en bouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Open sectoren

A

afhankelijk van internationalisering zoals industrie, transport en groothandel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

3 ontwikkelingsniveaus van de economie en leg uit

A

factor gedreven groei: groei van basisproductiefactoren grondstoffen, ongeschoolde arbeid

investering gedreven groei: groei door buitenlandse investering

innovatie gedreven groei: groei door eigen technologische ontwikkelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke 3 factoren spelen een rol om een welvarende en concurrerende economie te bereiken

A

menselijk kapitaal(demografische ontwikkeling, opleidingsniveau, pensioen)

ondernemerschap( bewegingsruimte die ondernemers krijgen om hun product op de markt te brengen, ruimtelijke inrichting (infrastructuur)

marktordening (wet en regelgeving, belasting)
duurzaamheid (produceren met minder schade aan maatschappij)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Aan de vraagkant van economie kunnen wij verschillende sectoren scheiden

A

consumentenmarkt (besteding om basisbehoeften te bevredigen)

zakelijke markt (besteding om te kunnen produceren)

overheid (besteding om te kunnen produceren)

buitenlandse markten (import en export)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat betekent consumptiepatroon

A

goederen en diensten die de consument samenstelt om zijn behoeften te bevredigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

verandering in de consumptie wordt voorgesteld aan de hand van

A

inkomensontwikkeling, inkomensverdeling, rente, consumentenvertrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Voorbeelden reële en nominale stijging

A

stijging koopkracht is reël, stijging inkomen is nominaal

17
Q

Marginale consumptieqoute laat zien…

A

hoeveel er wordt uitgegeven van een euro extra

18
Q

Waarin wordt het consumentenvertrouwen weergeven dat opgesteld is door Eurostat

A

Consumer Confindence Index

19
Q

3 soorten investeringen

A

voorraadinvesteringen
vervangingsinvesteringen
uitbreidingsinvesteringen

20
Q

Bbp houdt in

A

bruto binnenlands product, totale geldwaarde van alle geproduceerde goederen en diensten van een land

21
Q

Overdrachtsuitgaven houdt in

A

dat er premies van inkomens worden geheven om uitkering te financieren

22
Q

overheidsbestedingen zijn

A

scholing, infrastructuur, veiligheid

23
Q

Intra EU handel houdt in

A

onderlinge handel tussen Eu landen

24
Q

Extra EU handel houdt in

A

handel tussen EU en niet EU landen

25
Q

Actieve/primaire inkomens

A

inkomen uit arbeid, vermogen, inzet kapitaal

26
Q

Inactieve inkomens

A

uitkering. er wordt geen tegenprestatie geleverd

27
Q

lifetime inkomen

A

inkomen van een persoon over een lange periode