College 4 Flashcards

1
Q

Wie zijn de vier belangrijkste operacomponisten van de periode 1815-1848?

A

Rossini, Donizetti, Bellini en Verdi (vroeg werk).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe was de situatie in Italië in het begin van de negentiende eeuw?

A

Italiaanse opera was razend populair. Italië bestond als land op dat moment nog niet en er was sprake van veel verschillende regels. Er was sprake van veel censuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vertel iets over Rossini.

A

Rossini heeft veel conventies gevestigd in de Italiaanse opera. In zijn opera’s gebruikt hij veel van dezelfde truukjes en systemen. Hij was in staat zeer snel opera’s te schrijven door deze trucjes te gebruiken. Dit maakte het voor hem als componist gemakkelijker en voor het publiek toegankelijker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe valt de Rossini-ouverture te omschrijven?

A

De Rossini-ouverture kent een langzame inleiding waarin een lyrische melodie zit in de houtblazers. Daarnaast is er in het allegro sprake van een binaire vorm zonder herhaling en een expositie en reprise die eindigen met een Rossini-crescendo.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een cavatina?

A

Dit is het moment waarop een nieuw karakter geïntroduceerd wordt en zijn/haar eerste aria zingt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe ontwikkelt de aria zich rond Rossini’s tijd?

A

De Da Capo Aria verdwijnt en er komen aria’s met verschillende tempi achter elkaar. Het eerste deel is een Cantabile; dit is wat zweveriger. Hierna komt het Cabaletta, een opzwepend deel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waaruit bestaat een aria bij Rossini?

A
Een scena (actie/dialoog)
Cantabile (langzaam, lyrisch)
Tempo di mezzo (onderbreking in het hoofd van het karakter)
Cabaletta (thema, reactie, virtuoos)
Thema (herhaling)
Coda - koor komt erbij.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem twee opera’s van Donizetti

A

Lucia di Lammermoor en Lucrezia Borgia.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Onder welke stijl vallen Bellini’s opera’s?

A

De Opera Seria.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe was de verhouding volgen hart - plicht in de negentiende eeuw?

A

Het volgen van je hart werd belangrijker dan de plicht. Men ging op zoek naar het karakteristieke van de eigen cultuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat blijft er over van de castratentraditie in de tijd van Rossini?

A

Daar zijn de laatste sporen nog van te zien. Hoge mannen- en vrouwenstemmen worden zeer gewaardeerd. Mannenrollen worden vaak verzorgd door mezzosopranen of alten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe ziet een waanzinsscène in opera’s eruit?

A

De heldin kan de werkelijkheid niet meer aan en heeft niet door dat iedereen haar bekijkt. Ze stelt zich voor dat alles nog goed is - spreekt mensen aan alsof ze iemand anders zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe ziet de opera in Frankrijk er tussen 1815 en 1848 uit?

A

Theaters waren ingedeeld op een taal. In opera’s moest een ballet verwerkt zitten. Rossini had wel de nodige invloed in Parijs.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly