College 7 en 8 Flashcards

1
Q

Wat onderzoek je bij een kwantitatief onderzoek?

A

Relaties tussen fenomenen en variabelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat onderzoek je bij een kwalitatief onderzoek?

A

Bij een kwalitatief onderzoek probeer je fenomenen te begrijpen (vanuit het standpunt van de participanten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe beantwoord je de onderzoeksvraag bij een kwalitatief onderzoek?

A

Door gebeurtenissen te beschrijven en te verklaren door ideeën en ervaringen van mensen te verzamelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe wordt bij een kwalitatief onderzoek data verzameld?

A

Data wordt in de diepte verzameld, de focus ligt dan op een kleine groep en is daardoor niet generaliseerbaar naar de meerderheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe wordt bij een kwantitatief onderzoek data verzameld?

A

Data wordt in de breedte verzameld, de focus ligt dan op een grote groep en is daardoor wel generaliseerbaar naar de meerderheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is karakteristiek aan niet-experimenteel onderzoek?

A

Het is exploratief van aard, er is geen manipulatie van de onafhankelijke variabele en het onderzoeksdesign kan nog veranderen tijdens het onderzoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het doel van kwalitatief onderzoek?

A

Gedragingen, ervaringen, belevingen en producten beschrijven met zo min mogelijke verstoring in de natuurlijke omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer gebruik je kwalitatief onderzoek?

A

Als experimenteel onderzoek niet mogelijk is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn voordelen van kwalitatief onderzoek?

A
  • Je kan hiermee kennis vergaren die je niet kan meten met experimenten en surveys
  • Je kan data verzamelen in een natuurlijke setting. Dit levert meer betrouwbare data op dan in een lab setting.
  • Kwalitatief onderzoek kan relatief snel opgestart worden aangezien er minder voorbereidingen nodig zijn dan bij een experimenteel onderzoek.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat voor soort vragen kun je beantwoorden doormiddel van de informatie beschreven in een kwalitatief onderzoek?

A
  • Wat zijn kenmerken van iets?
  • Welke eigenschappen heeft het?
  • Hoe is het?
  • Waaruit bestaat het?
  • Wie of wat is er bij betrokken?
  • Wat zijn de belangrijkste stappen?
  • Hoe ziet het eruit?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat voor soort vragen kun je beantwoorden doormiddel van de informatie die verklaard is in een kwalitatief onderzoek?

A
  • Waarom is iets zoals het is?
  • Hoe komt dat?
  • Wat zijn de oorzaken?
  • Waar is dit een gevolg van
  • Welke redenen zijn er?
  • Wat zijn de achtergronden van het fenomeen?
  • Hoe kon dit gebeuren?
  • Hoe interpreteren mensen dit?
  • Wat is het mechanisme achter het syteem?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn nadelen van kwalitatief onderzoek?

A
  • Er is variabiliteit van menselijk gedrag, omdat maar een kleine groep mensen onderzocht wordt is het onderzoek niet generaliseerbaar naar het grotere geheel. Dit beïnvloed de betrouwbaarheid van het onderzoek.
  • Er is een mogelijke invloed van de onderzoeker. bij een interview is er een directe interactie tussen de onderzoeker en participant. Dit kan invloed hebben op de uitkomsten van het onderzoek en heeft hierdoor ook invloed op de betrouwbaarheid van het onderzoek.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de vier mogelijke relaties tussen onderzoekers en deelnemers in een kwalitatief onderzoek?

A
  • Complete observer
  • Observer as participant
  • Participant as observer
  • Complete participant
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Complete Observer:

A

De onderzoeker heeft een rol als waarnemer en heeft geen interactie met de participant. Participanten weten niet dat ze geobserveerd worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Observer as participant:

A

De onderzoeker stelt vragen of observeert in de natuurlijke setting van de participant. Participanten weten dat ze geobserveerd worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Participant as observer:

A

De onderzoeker neemt deel aan het leven en de gemeenschap van de participant. De participant weet dat er onderzoeksdoeleinden zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Complete participant:

A

De onderzoeker neemt volledig deel aan het leven en de gemeenschap van de participant. de participant weet meestal niet dat de onderzoeker er is voor onderzoeksdoeleinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke methodes zijn er voor observeren en luisteren binnen een kwalitatief onderzoek?

A
  • interviews
  • Focusgroepen
  • Etnografisch onderzoeken, observaties & unobstrusive onderzoek
19
Q

Welke structuren kan een interview hebben?

A
  • Niet gestructureerd
  • Semi gestructureerd
  • Gestructureerd
20
Q

Niet gestructureerd interview:

A

Heeft geen interviewprotocol. De participanten krijgen veel ruimte om de richting van het gesprek te bepalen. Er is maar een beperkt aantal vragen die vooraf vastgesteld zijn wel zijn er onderwerpen vastgesteld. Deze soort interviews leveren veel kwalitatieve data op en zijn geschrikt om nieuwe gebieden binnen een onderzoek te exploreren.

21
Q

Semi-gestructureerd interview:

A

De hoofdvragen in dit soort interviews liggen vast. Dit zijn vooral open vragen. De participant krijgt veel ruimte om te antwoorden en mag van het onderwerp afwijken. De interviewer moet goed kunnen improviseren. Dit soort interview levert veel kwalitatieve data op.

22
Q

Gestructureerd interview:

A

Alle vragen in dit soort interview worden vooraf vastgesteld. Er worden vooral gesloten vragen gesteld waardoor de participant bijna niet van het onderwerp af kan wijken. Er is weinig vrijheid om dieper inn te gaan op andere onderwerpen. Deze interviews leveren eenvoudige beschrijvende data op. De data is vooral kwantitatief en weinig kwalitatief van aard. Zinvol voor het verzamelen van feiten.

23
Q

Waar is het soort interview dat je kiest afhankelijk van?

A

De informatie die je wil verkrijgen

24
Q

Waarvoor kan een interview gebruikt worden?

A

Om concepten en begrippen aan te vullen of om door te vragen naar de aanleiding van bepaalde resultaten. Ook kan het gebruikt worden om te onderzoeken hoe iets gezegd wordt inplaats van waarom.

25
Q

Waarvoor kan een interview niet gebruikt worden?

A
  • Als generalisatie van de gegevens erg belangrijk is
  • Als de focus in het onderzoek ligt op feitelijke data
  • Als de onderzoeker de antwoordmogelijkheden wil beperken.
26
Q

Wanneer bereik je het verzadigingspunt in een interviewstudie?

A

Als er geen nieuwe informatie meer ontdekt wordt bij het bevragen van nieuwe participanten.

27
Q

Wat voor steekproef wordt gebruikt bij een interviewstudie?

A

De steekproef wordt vaak bewust gekozen

28
Q

Op welke manieren kan de data van een interview verwerkt worden?

A
  • Fixed codering
  • Flexible coding
  • Grounded- in-data coding
29
Q

Fixed coding:

A

Er wordt voor het verzamelen van de data een codeboek opgesteld die niet meer veranderd tijdens het onderzoek. De codes worden opgesteld op basis van eerder gedaan onderzoek.

30
Q

Flexible coding:

A

Het onderzoek wordt gestart met een aantal codes die nog kunnen veranderen tijdens het coderen. Deze codes worden ook gebaseerd op eerder gedaan onderzoek.

31
Q

Grounded-in-data coding

A

Het onderzoek wordt gestart zonder categorieen. deze worden vaak pas opgesteld tijdens het coderen. Dit gebeurd vaak bij exploratief onderzoek.

32
Q

Wat is een focusgroep?

A

Zorgvuldig georganiseerde groepsdiscussies of groepsinterviews waar ervaringen, attitudes en ideeën worden uitgewisseld tussen de participanten. Er is veel ruimte en flexibiliteit. De rol van de onderzoeker is klein. Focusgroepen leveren meer informatie op dan normale interviews.

33
Q

Waarvoor moet een discussieleider zorgen in een focusgroep?

A
  • Dat het verschil tussen dominante en niet dominate sprekers opgeheven wordt.
  • Non-verbale gedrag van mensen in de gaten houden
  • Ervoor zorgen dat het gesprek niet veel afdwaalt van het onderwerp.
34
Q

Wat is de ideale grote van een focusgroep?

A

De ideale grote is klein genoeg om iedereen aan het woord te laten, maar groot genoeg om voldoende diversiteit in meningen te hebben. Je hebt meerdere focusgroepen nodig om een trend te ontdekken.

35
Q

Wanneer is het verzadigingspunt van een focusgroep bereikt?

A

Wanneer er geen nieuwe patronen of trends ontdekt worden.

36
Q

Waarom is het belangrijk dat de juiste homogeniteit en heterogeniteit bereikt wordt in een focusgroep?

A

Omdat alles invalshoeken betrokken moeten worden in de steekgroep van een focusgroep.

37
Q

Waarom is de tafelschikking van invloed op een focusgroep?

A

Het kan invloed hebben op de interactie van de groep. Iedereen moet ook de discussieleider kunnen zien. Een ronde tafel is ideaal.

38
Q

Verschillende soorten vragen in een focusgroep zijn:

A
  • openingsvraag (doel: ijsbreken)
  • introducerende vraag (doel: onderwerp introduceren)
  • Transitievraag (doel: het gesprek sturen)
  • hoofdvraag (doel: informatie verzamelen)
  • afsluitende vragen (doel: het gesprek samenvatten en afsluiten)
39
Q

Voordelen van een focusgroep ten opzichte van een 1 op 1 interview:

A
  • Er is synergie, door samenwerking komt er meer informatie
  • Respondenten hebben een actievere rol
  • interacties en reacties worden gestimuleerd door andermans opmerkingen.
  • Spontanere reacties
  • Minder bedreigend
40
Q

Nadelen van een focusgroep ten opzichte van een 1 op 1 interview:

A
  • Een focusgroep gaat minder diep in op de meningen van een individu
  • Minder controle over de richting van een gesprek.
  • Data is sterk afhankelijk van de discussieleider en groepsdynamiek
  • Risicovol in uitvoering
    Het is moeilijker om individuelen bijdrages te onderscheiden in een analyse van een gesprek.
41
Q

Wat zijn kenmerken van een etnografisch onderzoek?

A
  • De attitudes en het gedrag van anderen observeren, beschrijven en interpreteren.
  • Natuurlijke setting
  • Kan gecombineerd worden met andere onderzoeksmethodes
  • Kan online plaatsvinden
  • tijdsintensief (kan maanden tot jaren duren)
  • Als onderzoeker heb je een gatekeeper nodig die je toegang geeft tot de gemeenschap waarin je mensen wilt onderzoeken.
  • key informant moeten de onderzoeker introduceren tot het team
  • observaties moeten genoteerd of ingesproken worden.
42
Q

Wat zijn kenmerken van observaties in een etnografisch onderzoek?

A
  • Observeren en interpreteren van attitudes en gedrag van individuen of groepen
  • natuurlijke omgeving
43
Q

Verschillen tussen etnografie en observatieonderzoek:

A
  • Etnografie bestaat uit observatieonderzoek maar niet elke observatiestudie is een etnografisch onderzoek
  • Etnografisch onderzoek gaat om lange termijn observaties. In een observatieonderzoek hoeven observaties niet perse voor de lange termijn te zijn
44
Q

Wat zijn de kenmerken van een unobstrusive onderzoek?

A
  • Documenteren van gedrag zonder dat mensen zich er bewust van zijn.
  • Noodzakelijke manier van onderzoek doen wanneer er een verschil verwacht in wat mensen doen en zeggen.
  • resultaten kunnen vergeleken worden met self-reports
  • Er is geen invloed van de onderzoeker. Een onderzoeker kan wel wel inaccurate beoordelingen leveren.
  • Vraag of het wel ethisch verantwoord is in verband met privacy.