college pathofysiologie astma Flashcards

1
Q

Wat is de definitie van astma?

A

Astma is een heterogene ziekte met meestal een chronische luchtwegontsteking. Het wordt gekenmerkt door klachten zoals piepen, hoesten, kortademigheid en druk op de borst in combinatie met een variabele luchtwegobstructie hetgeen kan wisselen over de tijd in frequentie en intensiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe komt het dat sinds 1990 de astmaprevalentie is toegenomen?

A

Lifestyleverandering: we zijn zittend ons werk gaan uitvoeren + minder actief geworden. Dieet en blootstelling aan infecties zijn andere factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een verschil tussen astma en COPD?

A

Bij astma zijn de alveoli niet aangedaan. Bij astma zijn vooral de geleidende luchtwegen ontstoken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zie je bij astma onder de microscoop?

A
  • de luchtweg is verdikt
  • uitpuilende slijmbekercellen
  • het lumen is verminderd
  • Tussendoor allerlei ontstekingscellen m.n. T-lymfocyten en eosinofiele granulocyten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe kunnen we de diagnose astma stellen na toediening van een luchtwegverwijder?

A

Dan moet de FEV1 met 12% verbeteren en met meer dan 200 ml na gebruik van een short acting beta antagonist.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke omgevingsfactoren en hostfactoren spelen een rol bij het ontstaan van astma?

A

Omgeving: allergenen, roken, dieet, pollen, infecties en luchtvervuiling
Hostfactoren: geslacht, obesitas en predisponerende genen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat produceert de TH1 cel?

A

Die produceert IFN-gamma en IL-2.

virale infecties, tuberculose, COPD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat produceert de TH2 cel?

A

IL-4, IL-5, IL-9, IL-10, IL-13

allergisch astma, atopische dermatitis en worminfecties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bloedeo’s hebben een goede relatie met?

A
  • eosinofiele ontsteking in de luchtwegen
  • ziekteactiviteit
  • voorspellen acute exacerbaties
  • klinische respons behandeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het afkappunt voor een laag FeNO?

A

40 ppb

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoge FeNO en bloed eo’s gecorreleerd met een slechter astma

A
  • hoger percentage ongecontroleerd astma
  • hogere aantal astma exacerbaties
  • hogere prevalentie luchtwegobstructie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de stappen bij astma qua medicatie in de behandeling?

A
Stap 1: ICS + SABA zo nodig
Stap 2: Dagelijks gebruik + LABA
Stap 3: ICS/LABA ophogen
Stap 4: het voorgaande + LAMA
Stap 5: het voorgaande + biological
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Op basis van welke parameters wordt de medicamenteuze astmabehandeling aangepast?

A

ACQ, FEV1 en het aantal exacerbaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar kenmerkt het early onset astma zich door?

A
  • start in jeugd
  • hoog aantal IgE
  • goede respons op ICS
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar kenmerkt het eosinofiel astma zich door?

A
  • volwassen onset voornamelijk man
  • rhinosinusitus
  • vaak bloed eosinofilie
  • hoog risico op exacerbaties
  • relatief resistent voor inhalatiecorticosteroïden
  • opmerkelijke, soms complete respons op Prednisolon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar kenmerkt het late onset astma met veel symptomen zich door?

A
  • begint vaak na 40 jaar vooral vrouw
  • gerelateerd aan obesitas
  • variabele luchtwegobstructie en BHR
  • bloed sputum eosinofilie ongebruikelijk, soms neutrofiele inflammatie
  • slechte respons op steroïden
17
Q

Welke cellen spelen bij non-eosinofiel astma een rol?

A

Niet TH-2, maar TH-17 in combinatie met ILC-3. En die produceren de cytokines: IL-17 en IL-22

18
Q

Waar bestaan de treatable traits uit?

A

comorbiditeit in kaart brengen
het luchtweg domein beoordelen
de risicofactoren en & self-management skills beoordelen

19
Q

Wat zijn een aantal comorbiditeiten voor astma?

A
  • ontsteking bovenste luchtwegen
  • angst & depressie
  • slaap apneu
  • osteoporose
20
Q

Wat zijn risicofactoren voor een slecht gecontroleerd astma?

A
  • obesitas
  • slechte voeding
  • slechte inhaler techniek
  • slechte therapietrouw
  • roken