Communicatie en het Endocrien systeem Flashcards

1
Q

Wat is een ligand?

A

Een molecuul die zich aan de bindplaats van een ander molecuul kan binden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar zorgt het cytoskelet voor?

A

De vorm en transport van een cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn drie onderdelen van het cytoskelet?

A

Microfilamenten, microtubulen en intermediate filamenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn desmosomen?

A

Een structuur in het celmembraan die er voor zorgt dat cellen aan elkaar kunnen binden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn tight-junctions?

A

Bindingen tussen twee cellen waarbij er geen moleculen doorheen kunnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn gap junctions?

A

Bindingen die ruimte tussen de twee cellen laten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de twee gedeelten van het edoplasmatisch reticulum, en waar zijn die voor?

A

Een ruw deel waar veel ribosomen gemaakt worden
Een glad deel waar het golgi apparaat en calcium opslag zitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat doet het golgi apparaat?

A

Het bewerkt eiwitten, slaat ze op in blaasjes en transporteert ze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat doet de mitochondria?

A

Zet glucose om in energie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de universele energiebron van het lichaam en waar komt het vandaan?

A

ATP, uit eten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat blijft over na het gebruik van ATP?

A

ADP en fosfaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe werkt exocytose?

A

Een actiepotentiaal zorgt ervoor dat een blaasje versmelt met het membraan van de synaps, waardoor de inhoud wordt afgegeven in de synapsspleet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is upregulation?

A

Wanneer een cel meer receptoren aanmaakt en dus gevoeliger wordt voor bepaalde neurotransmitters

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke drie soorten hormonen zijn er?

A

Monoaminen
Peptiden (kleine eiwitten) en proteinen
Steroiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een eigenschap van steroide hormonen? Waar worden ze gemaakt?

A

Ze zijn vet-achtig en worden gemaakt in de bijnier en geslachtsorganen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar worden epinephrine en norepinephrine aangemaakt?

A

In de medulla (kern) van de bijnieren

17
Q

Waar wordt dopamine aangemaakt?

A

In de hypothalamus

18
Q

Waar wordt cortisol aangemaakt?

A

In de cortex (buiten schors) van de bijnier

19
Q

Waar zijn schildklierhormonen betrokken bij?

A

Lichaamstemperatuur en cardiovasculaire processen

20
Q

Wat is een glycoprotein?

A

Een eiwit waar een koolhydraat aan vast zit

21
Q

Waaruit worden steroide hormonen gemaakt?

A

Cholesterol

22
Q

Waaruit bestaat een celmembraan?

A

Twee lagen vetmoleculen. De kop is aangetrokken tot water en de staart niet. Hiertussen lopen eiwitkanalen

23
Q

Waar zit het endoplasmatisch reticulum?

A

Om de nucleus heen

24
Q

Wat is er speciaal aan het DNA van de mitochondria?

A

Het is anders dan de rest van je DNA, en komt meestal van je moeder

25
Q

Welke twee soorten exocytose zijn er?

A

Full fusion: blaasje en cel versmelten
Kiss-and-run fusion: blaasje houdt zijn vorm en versmelt niet met de cel

26
Q

Hoe wordt een neurotransmitter uit de synaptische spleet gehaald na het zijn effect heeft gehad op het postsynaptische membraan?

A

Enzymen breken ze af of transport eiwitten brengen ze terug naar de presynaptische cel

27
Q

Wat is de functie van autoreceptoren?

A

Ze werken als terugtraprem en zorgen voor negatieve feedback, zodat ze niet nog meer neurotransmitters vrijlaten

28
Q

Wat doet een ionotropische receptor?

A

Het reageert snel op een neurotransmitter en een ionenkanaal gaat open

29
Q

Wat doet een metabotropische receptor?

A

Als een neurotransmitter op de receptor komt, activeert er een g-eiwit, die een tweede stof activeert waardoor een enzym het ionenkanaal opent

30
Q

Wat doet endocytosis?

A

Het brengt oude blaasjes en materialen van buiten de cel terug de cel in

31
Q

Wat gebeurt er tijdens retrograde signalering?

A

De postsynaptische cel communiceert met de presynaptische cel en dat kan een inhiberend effect hebben

32
Q

Wat zijn hormonen?

A

Chemische stofjes die in gespecialiseerde plekken gemaakt worden en over lange afstand kunnen werken