Derde jaar - Hoofdstuk 1 en 2 Flashcards

(48 cards)

1
Q

Wat is een primaire bron?

A

Een primaire bron is een bron die uit de tijd zelf komt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een secundaire bron?

A

Een secundaire bron is een bron die uit een latere tijd komt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een historische bron?

A

Een historische bron is het basismateriaal dat uit de tijd zelf komt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een historisch werk?

A

Een historisch werk is een combinatie van 1 of meerdere bronnen die vaak uit een latere tijd komt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat een humanist?

A

Een humanist is iemand die sterk waarde hecht aan menselijke kennis, waardigheid en creativiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom is het schilderij “De school van Athene” van de humanist Raphaël (1483-1520) bruikbaar voor historisch onderzoek?

A

Het toont hoe de humanisten keken naar de Klassieke oudheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De Prehistorhie (begin en eind jaartal):

A

3,5 miljoen jaar geleden - 3500 v.C.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Het Oude Nabije oosten (begin en eind jaartal):

A

3500 v.C. - 800 v.C.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De Klassieke oudheid (begin en eind jaartal):

A

800 v.C. - 500

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De Middeleeuwen (begin en eind jaartal):

A

500 - 1500

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De Vroeg-moderne tijd (begin en eind jaartal):

A

1500 - 1800

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De Moderne tijd (begin en eind jaartal):

A

1800 - 1945

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De Hedendaagse tijd (begin en eind jaartal):

A

1945 - nu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De Middeleeuwen (exacte begin en eind jaartal):

A

476 - 1492

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De Vroeg-moderne tijd (exacte begin en eind jaartal):

A

1492 - 1789

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De Moderne tijd (exacte begin en eind jaartal):

A

1789 - 1945

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

De vroege middeleeuwen zijn van:

A

476 - 1000

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

De hoge middeleeuwen zijn van:

A

1000 - 1250

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

De late middeleeuwen zijn van:

A

1250 - 1492

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Het Ancien Régime is van:

21
Q

Wat is het eurocentrisme (eurocentrisch)?

A

Eurocentrisme is het centraal plaatsen van Europa.

22
Q

Wat is het continuïteit?

A

Wat verder bestaat.

23
Q

Wat is het discontinuïteit?

A

Wat ophoudt met bestaan.

24
Q

(in een atlas) Wat vind je in de inhoudstafel?

A

Een overzicht van de kaarten met pagina erbij.

25
(in een atlas) Wat vind je in het register?
Plaatsnamen met kaartnummer erbij.
26
(in een atlas) Bij elke kaart staat ook een legende. Wat is de bedoeling van de legende?
Een legende geeft info bij de onderdelen op een kaart.
27
Het sociale domein:
- individu, groep - verhouding tussen mensen - rollenpatronen - opvoeding
28
Het politieke domein:
- afspraken - organisatie - regels, wetten - rechten, plichten
29
Het culturele domein:
- communicatie - kunst - geloof, godsdienst, levensbeschouwing - wetenschap
30
Het economische domein:
- voedsel, kleding, woning - werk - handel - transport
31
Kenmerken van een historische vraag:
1. Tijd 2. Ruimte 3. Domeinen 4. Vraag: Hoe/Waarom
32
Wat zijn enkele grote verschillen tussen het landschap in de vroege middeleeuwen en vandaag?
In de vroege middeleeuwen was het landschap moerassig, er waren meer bossen en slechts enkele nederzettingen (dorpen) en enkele heirbanen (wegen).
33
Wat is een natuurlandschap?
In een natuurlandschap zien we weinig tot geen tekenen van menselijke activiteit.
34
Wat is een cultuurlandschap?
In een cultuurlandschap zien we veel tekenen van menselijke activiteit.
35
Hoe verklaren we de evolutie van cultuurlandschap naar natuurlandschap tijdens de vroege middeleeuwen?
De bevolking daalde (in West-Europa) vanaf de 4de eeuw. Er waren dus minder tekenen van menselijke activiteit en was er dus een natuurlandschap.
36
(kaart van brussel) Welke verschillen en/of gelijkenissen zijn er tussen de historische kaar en de kaart van vandaag.
Verschillen: toen meer groen, kleiner, minder straten, (meer braakliggen terrein) Gelijkenissen: grote wegen, vorm stadsring (vijfhoek = vroege stadsmuur)
37
Wat zijn de gevolgen van de klimaatopwarming?
Ijskappen smelten, zeespiegel stijgt, overstromingen, verzuring van de oceanen, meer extreme weeromstandigheden.
38
Wat zijn de 3 mogelijke bronnen die we kunnen gebruiken om het klimaat in de middeleeuwen te bestuderen (leg ook uit)?
1. Jaarboeken: via informatie over wijn- of graanoogsten gaat men een idee hebben over het weer 2. Jaarringen: dunne jaarring in het hout = droge zomer 3. Bodemstudie: pollen vertellen welke planten waar groeiden (en zeggen dus iets over klimaat)
39
Geef de gevolgen van de dalende temperatuur in de vroege middeleeuwen:
Misoogsten → voedselgebrek → vatbaarder voor ziektes → meer doden bij (pest)epidemies
40
Geef de gevolgen van de stijgende temperatuur in de hoge middeleeuwen:
Meer landbouwgebieden + betere oogsten → meer voedsel → bevolkingsgroei → ontwikkeling van steden (12e eeuw) → bloei van handel
41
Geef de gevolgen van de dalende temperatuur in de late middeleeuwen (Kleine Ijstijd):
Meer stormen, regen, overstromingen → misoogsten → hongersnood → mensen verzwakken en sterven sneller aan bv. pestepidemies (Zwarte Dood)
42
Hebben klimaatontkenners een punt als ze wijzen op het feit dat temperatuurveranderingen van alle tijden zijn?
Ja, MAAR de stijging van de temperatuur sinds de industriële revolutie (sinds ca. 1800) is overduidelijk door de mens veroorzaakt.
43
Wat is de industriële revolutie?
De opkomst van fabrieken (CO²)
44
(grafiek hockeystick) De stok is de periode van:
ca. 1 tot 1850
45
(grafiek hockeystick) De haak is de periode van:
1850 tot nu
46
Wat valt op als je de evolutie van de temperatuur van de haak vergelijkt met die van de stok?
Stok: kleine schommelingen Haak: sterke stijging
47
A) Kunnen we stellen dat klimaatverandering van alle tijden is? B) Kunnen we stellen dat er toch iets fundamenteel anders is aan de klimaatopwarming die we vandaag kennen?
A) Ja, klimaat verandering is van alle tijden, klimaatopwarming niet. B) Ja, het wordt veroorzaakt sinds 1850 door de mens via de uitstoot van CO² en andere broeikasgassen.
48
Wat was de naam van Brussel in de Oudnederlandse taal?
Bruocsella (bruoc = moeras ; sele = woning)