Dna onderzoek Flashcards
Next Generation Sequencing (NGS)
Bepaalt basevolgorde in een stuk DNA.
1. Pak een DNA fragment (via PCR of fragmenteren en probe+beads toevoegen)
2. Adaptoren op DNA uiteinde
3. Flow cell, waardoor adaptoren binden aan de flow cell
4. DNA fragment bindt andere kant aan primer op flow cell
5. PCR
6. Clusterformatie
7. Sequencing (voeg fluorescente basen toe, maak foto, spoel weg, opnieuw)
Coverage/Deep: Hoe vaak je molecuul hebt gesequenced
Fluorescentie in situ hybridisatie (FISH)
Chromosoomdelen worden aangekleurd dmv probe. Vervolgens kijk je onder microscoop waar deze chromosoomdelen zich bevinden.
Twee manieren:
1. Fusie probes (twee verschillende genen)
2. Break-apart probes (rond breekpunt)
Dit kan alleen bij targets.
Bandering
Chromosomen banden aankleuren (genen)
Spectrale karyotypering (SKY)
Elk chromosoom krijgt eigen kleur. Hierdoor zie je translocaties goed.
Single Nucleotide Polymorfisme (SNP)
Techniek waarbij je kijkt hoeveel allelen je hebt van een gen.
Dit kan alleen bij ongebalanceerde mutaties.
Microsatelliet analyse
Kijkt naar hoe vaak een microsatelliet herhaald wordt.
Micro-array
Kijkt welke genen op het DNA actieve transcriptie hebben. Dit kan alleen op specifieke DNA fragmenten (je moet dus weten welk deel je wil onderzoeken). Geeft een gen expressie matrix.
RT-qPCR
Reverse transcriptase-quantitatieve PCR.
Je pakt mRNA, daar doe je reverse transcriptase op. Dan heb je cDNA. Hierop doe je PCR.
Massa spectrometrie
Manier om te zien welke eiwitten er aanwezig zijn in een cel.
- Trypsine digestie
- Maak elk fragment positief geladen
- Massa spectrometrie
- Vergelijk massa spectrogram met humaan genoom database.
Immunoblot/Western blot
Grafiek waarin staat hoe zwaar/hoe groot het eiwit is en hoe vaak het tot expressie is gekomen
siRNA
Short interfering RNA
Kleine stukken die als siRNA-RISC complex binden aan RNA, waardoor het RNA niet getransleerd kan worden en het eiwit niet tot expressie komt. Gemaakt in een lab, niet door het lichaam zelf.
Ethynyl deoxy uridine (EdU)
Stof die tijdens S-fase wordt ingebouwd op de plek van thymidine
Fluorescentie activated cell sorting (FACS)
Manier om te kijken hoeveel DNA een aantal cellen hebben.
i. Propridium iodide bindt aan DNA in een cel.
ii. Cel door lazer
iii. Mate van fluorescentie wordt gemeten
Sanger DNA sequencing
Basevolgorde bepalen van een DNA streng. Oude manier.
i. Heel vaak 1 stuk enkelstrengs DNA
ii. Normale nucleotiden en fluorescentie nucleotiden
iii. Leg fragmenten op volgorde van grootte
iv. Lees laatste fluorescente stuk af, bepaal basevolgorde.
Homogeen kleurend gebied
Stuk chromosoom dat bij FISH aankleurt. Dit komt door gen-amplificatie.