Dutch Woords 12 -14 Flashcards
Caissières
Cashiers
kaak
Jaw
Worstelt
To struggle
walgelijk
Disgusting
Waaghals
Dare devil
Heiligdom
Shrine
Schoonheid
Beauty , cleanliness
Het krijt
The chalk
Gekwetst
Hurt
Verklaart
Explains
vrezen
Fear , dread
Viezerik
Creep
verstijft
Stiffen , stiffen up
Vast beraden
Determined
sneu
Sad
Aanranding
Assault
Kaping
Hijack
Morste
Spilled
Voorkomende
Common
Uitroeien
Exterminate , Eradicate
Schorsing
Suspension
Bevel
Command
Bespot
Mock
Verleng
Extend , extended
Overheersen
Dominate , prevail
Gezakt
Failed
Wreken
Avenge
bestwil
Sake , for your own good
Leger
Army
Benader
Approach
Pruik
Wig
Sloopt
Demolish
Ontwettig
Illegal
Versloeg
Defeated
Smoesjes
Excuses
grootschalig
large-scale , massive
Verteerd
Digested , consumed
Zeis
Scythe
gewroken
Avenged past tense
Verdedigen
Defend
Zeldzame
Rare
Betreed
Enter
Heroveren
Capture, reclaim
Ontwikkeling
Development