Examen Pasen Flashcards

1
Q

Dallijn

A

De kniklijn dje gelegen is tussen twee dalende hellingsvlakken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Helling

A

De overgang tussen hogere en lagere delen in het landschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Horizonlijn

A

De lijn in de verte waar lucht en aarde elkaar schijnbaar raken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hellingsvlak

A

Een deel van het landschap dat ongeveer overal even steil, matig of zacht hellend is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hellingsgraad

A

mate waarin Het Hellingsvlak schuin gelegen is hoe hoger de hellingsgraad hoe steiler de helling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoogte

A

Het aantal meter van een plaats boven of onder de zeespiegel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoogtelijn

A

Een lijn op de kaart die punten verbindt die op dezelfde hoogt liggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoogtepunt

A

Een punt op de kaart dat de hoogte aangeeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoogteverschil

A

Het verschil in hoogte tussen twee plaatsen in het landschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoogtezone

A

Een gebied tussen twee hoogtelijnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Kniklijn

A

De snijlijn waar t de hellingsvlakken elkaar raken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Kamlijn

A

De kniklijn die gelegen is tussen twee stijgende hellingsvlakken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Orohydrografische kaart

A

Een kaart waarop zowel reliëf als waterlopen zijn weergegeven vaak aangevuld met grenzen steden wegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Reliëf

A

De afwisseling van hoogten en laagten van hellende en vlakke delen in het landschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Reliëfdoorsnede

A

Een zijaanzicht van het reliëf een lijn die voor alle punten tussen twee plaatsen de hoogteligging weergeeft een profiel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Reliëfgebied

A

Een gebied waar één bepaalde reliëfvorm het leest voorkomt een reliëfeenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Stroomgebied

A

Het geheel van hellingsvlakken die samen dezelfde waterloop van water voorzien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Vallei

A

Een langwerpig gebied dat lager ligt dan de omgeving en waardoor meestal een waterloop stroomt, een dal

19
Q

Waterloop

A

Stromend water zoals een rivier of beek

20
Q

Waterscheidingslijn

A

Een Kamlijn die de grens vormt tussen twee hellingsvlakken van een verschillend stroomgebied

21
Q

Atmosfeer

A

De dampkring rond de aarde

22
Q

Groeimaand

A

Een maand waarin de klimatologische omstandigheden geschikt zijn om bomen te laten groeien

23
Q

Interval

A

Het verschil tussen twee opeenvolgende isothermen of isohyeten

24
Q

Isobaar

A

Een lijn op de weerkaart die alle punten met eenzelfde luchtdruk met elkaar verbindt

25
Q

Isohyeet

A

Een lijn op de weerkaart die alle punten met eenzelfde hoeveelheid neerslag met elkaar verbindt

26
Q

Isotherm

A

Een lijn op de weerkaart die alle punten met eenzelfde temperatuur met elkaar verbindt

27
Q

Jaarschommeling

A

Het verschil in graden Celsius tussen de TW en de TK

28
Q

Klimaat

A

De gemiddelde toestand van de atmosfeer voor een lange duur en een groot gebied

29
Q

Klimatogram

A

Een grafische voorstelling van een klimaat door een temperatuurcurve en een neerslagdiagram

30
Q

Luchtdruk

A

Het gewicht van de lucht op het aardoppervlak

31
Q

Meteoroloog

A

Weerkundige

32
Q

Neerslag

A

Wat in de vorm van regen, sneeuw, hagel uit de lucht valt

33
Q

Normaalwaarde

A

Klimatologisch gemiddelde

34
Q

Stijgingsregens

A

Neerslag als gevolg van het stijgen van vochtige lucht tegen gebergte

35
Q

Temperatuur

A

De warmtegraad uitgedrukt in graden Celsius

36
Q

Vegetatie

A

De natuurlijke plantengroei zonder tussenkomst van de mens

37
Q

Weer

A

De toestand van de onderste luchtlagen van de atmosfeer op een bepaalde plaats en een bepaald ogenblik

38
Q

Weerelement

A

Een onderdeel van het weer dat je afzonderlijk kan meten en bestuderen

39
Q

Wind

A

De luchtverplaatsing tegen het aardoppervlak de wind waait steeds van een hoog drukgebied naar een laag drukgebied

40
Q

Windrichting

A

De naam van de windstreek van waaruit de wind waait

41
Q

Windsnelheid

A

De snelheid waarmee de wind zich verplaatst

42
Q

Windster

A

Een stervormige figuur die de meest voorkomende windrichtingen voor een plaats weergeeft

43
Q

Conventionele kleuren

A

Afgesproken kleuren