examen trimester 1 Flashcards

1
Q

wat zoek je op in het register?

A

een plaats, berg, rivier… die je niet weet liggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zoek je op met de bladwijzer?

A

een overzicht van een groter gebied dat je wel weet liggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat zoek je op in de algemene inhoud?

A

een kaart over een bepaald thema

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de evenaar…

A

verdeelt de aarde in een noordelijk en zuidelijk halfrond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

evenwijdig met de evenaar…

A

liggen de breedtecirkels verspreid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de nulmeridiaan…

A

zorgt voor een opdeling in een oostelijk en westelijk halfrond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de lijnen die…

A

zoals de nulmeridiaan van de noordpool tot de zuidpool lopen, zijn de lengtelijnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

alle lengtelijnen en breedtecirkels samen vormen het

A

wereldgradennet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

breedteligging=

A

elk punt ligt ten noorden of ten zuiden van de evenaar. Die ligging noemen we de breedteligging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

lengteligging=

A

elk punt ligt ten oosten of ten westen van de nulmeridiaan. Die ligging noemen we lengteligging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is situeren?

A

situeren wil zeggen dat je duidelijk maakt waar je bent of waar iets zich bevindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

absoluut situeren

A

doe je door middel van de coordinaten in het wereldgradennet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

relatief situeren

A

doe je altijd met woorden. Daarbij maak je gebruik van de windrichtingen en referentiepunten of referentielijnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

4 zichtbare natuurlijke landschapsvormende lagen

A

natuurlijke plantengroei
vegetatie
reliëf
water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

3 niet-zichtbare natuurlijke landschapsvormende lagen

A

klimaat
bodem
ondergrond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

voor wat staat ISS

A

International Space Station. Dit cirkelt 400 km boven het aardoppervlak

17
Q

Hoever bevind de maan zich van de aarde?

A

384 000 km

18
Q

hoever staat de zon van de aarde?

A

150 miljoen km

19
Q

synoniem dampkring

A

atmosfeer

20
Q

belangrijkste gassen van atmosfeer

A

stikstofgas (N2)
zuurstofgas (O2)

21
Q

broeikasgassen atmosfeer

A

koolstofdioxide (C02)
methaan (CH4)

22
Q

hoe word onze planeet ook wel genoemd?

A

blauwe planeet

23
Q

uit hoeveel procent bestaat uit onze aarde uit water?

A

70%

24
Q

definitie continenten

A

continenten zijn grote aaneengesloten landmassa’s die niet of nauwelijks verbonden zijn met de andere landmassa’s

25
Q

6 continenten

A

Eurazië
Afrika
Noord-Amerika
Zuid-Amerika
Australië
Antartica

26
Q

definitie werelddeel

A

grote landmassa die door natuurlijke elementen zoals oceanen, gebergten en rivieren van andere landmassa’s is afgesloten

27
Q

6 werelddelen

A

Europa
Afrika
Amerika
Azië
Oceanië
Antartica

28
Q

synoniem reliëf

A

hoogteverschil

29
Q

over welke landen strekt het aralmeer zich uit

A

oezbekistan en kazackstan

30
Q

hoe noem je alle gesteenten waaruit de aarde bestaat?

A

geosfeer

31
Q

hoe noem je al het aanwezige water waaruit de aarde bestaat?

A

hydrosfeer

32
Q

hoe noem je alle dieren te samen?

A

biosfeer

33
Q

geosfeer, atmosfees, hydrosfeer en biosfeer vormen samen

A

systeem aarde

34
Q

hoe noem je de uitwisselingen van koolstof tussen de verschillende sferen

A

koolstofcyclus

35
Q

voor wat is plankton de verzamelnaam?

A

voor alle microscopische kleine dieren en planten die in water zweven

36
Q

verklaar: menselijke activiteiten zorgen voor een verstoring van de koolstofcyclus die op korte tijd niet hersteld kan worden

A

menselijke activiteiten zorgen voor een uitstoot van veel CO2 naar de atmosfeer. Dit gebeurt op korte tijd zodat het evenwicht in koolstofcyclus zich niet kan herstellen. Daarenboven heeft de mens veel bos gekapt. Daardoor vermindert de opname van CO2 uit de atmosfeer.

37
Q

determineer het klimaat rond het aralmeer

A

gematigd en droog klimaat

38
Q

Stel dat de mens geen fossiele brandstoffen meer zou gebruiken; welke invloed heeft dat op
de koolstofcyclus?

A

Als de mens geen fossiele brandstoffen meer zou gebruiken, zou de uitstoot van CO2
door de verbranding van deze brandstoffen verminderen. Er is dan minder CO2 in de atmosfeer. Het broeikaseffect mindert en de klimaatverandering wordt afgeremd.

39
Q

wat is demografie?

A

de wetenschap die de omvang, samenstelling en ruimtelijke verdeling van de bevolking bestudeert.