genleer Flashcards

1
Q

gen

A

bevat erfelijke informatie die bepalend is voor een erfelijke eigenschap (gelegen op een chromosoom)
⇨aangeduid met symbool bv A of a

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

allel

A

2 of meer vormen van een gen

bv het allel voor lange haren of het allel voor korte haren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

genotype

A

Geheel van erfelijke informatie in de cel. Bv Aa voor oogkleur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Fenotype

A

Waarneembare erfelijke eigenschappen bv bruine ogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Homozygote

A

Identieke allelen voor een bepaalde erfelijke eigenschap bv AA of aa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Heterozygote

A

Genotype met verschillende allelen voor een bepaalde eigenschap bv Aa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Multiple allelen

A

Meerdere verschijningsvormen van allelen bv drie allelen voor ABO-bloegroepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

dominant

A

Als een van de allelen dominant is zal dit altijd tot uiting
⇨ geschreven met hoofdletter bv A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Recessief

A

Recessief wordt gezegd over een onderdrukte eigenschap. Recessieve allelen zullen niet tot uiting komen als er een dominant allel is. Recessieve eigenschappen komen enkel tot uiting als beide allelen recessief zijn bv aa
⇨ aangeduid met kleine letter bv a

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

CO-dominant

A

Als twee dominante allelen tot uiting komen bv bloedgroep AB komt van de 2 dominante allelen A en B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Intermediaire overerving

A

Erfelijke eigenschappen die als mengvorm optreden bv roze bloemkleur is de intermediaire vorm van rode en witte bloemkleuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Geslachtsgebonden kenmerken

A

Kenmerken die enkel op de genen van een bepaald geslacht zitten bv een kenmerk dat enkel op het X-chromosoom zit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Gekoppelde genen

A

Genen die op hetzelfde chromosoom gelegen zijn en dus altijd samen worden overgeërfd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

cryptomerie

A

Epistase/ cryptomerie= genen die samenwerken waardoor een bepaald kenmerk tot uiting komt (=cryptomeren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

genoommutaties

A

verandering in aantal chromosomen
trisonomie: +1
monosomie: -1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

stille mutaties

A

veranderen de overlevingskans van een organisme niet

17
Q

verlies mutaties

A

verlagen de overlevingskans van een organisme

18
Q

winst mutaties

A

verhogen de overlevingskans van een organisme