geschiedenis hoofdstuk 5 Flashcards

1
Q

in welke landen spraken ze grieks ca 800 v.C. 3

A

in Griekenland, Turkije en cyprus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

gebieden waar ca 500 v.C grieks werd gesproken 4

A

zuid-Italië, Syrië, Noord-Egypte en de kusten van de zwarte zee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de griekse taal verspreidde zich 800 v.C.- 500 v.C buiten griekse kernland

A

door de migratie van grieken naar nieuwe nederzettingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

het schema

A

gemeenschappelijke taal –> vlotte
comunicatie
\ /
\ /
\ samenhorigheidsgevoel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

minotaurus is een mythe
wat is een mythe

A

een mythe is een verzonnen verhaal waarin goden en helden een hoofdrol in spelen. meestal gebeuren er onmogelijke zaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wie is de griekse dichter die de Ilias schreef?

A

Homeros

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de Ilias

A

daarin spelen de grieken en de trojanen een hoofdrol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

volgens de mythe atheense mensenoffers voor de minotaurus

A

volgens de wetenschap het machtige Kreta was veeleisend voor buurvolken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

volgens de mythe de griekse held (Theseus) verslaat de minotaurus

A

volgens de wetenschap vreemde heersers overwonnen kreta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

volgens de mythe gebrul en gedaver van de minotaurus

A

volgens de wetenschap onderaards gerommel bij aardbevingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

volgens de mythe ingewikkeld labyrint

A

volgens de wetenschap paleis met vele kamers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

het verhaal was eeuwen populair in athene omdat 3 redenen

A

-de held van uit het verhaal was een athener
-de atheners waren trots op hun leidingevende rol in de griekse wereld
- de dapperheid van Theseus was een voorbeeld voor jonge atheners

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de Ilias is geen zakelijk verhaal en dus geen geschiedenis omdat …………………. 3 redenen

A

-goden en helden spelen de hoofdrol
- het verhaal werd geschreven voor de griekse elite van krijgers
-Dit verhaal over het verleden is niet gebasseerd op kritisch onderzoek van bronnen. Het geeft geen betrouwbaar beeld van het verleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de mythe van de minotaurus is een …… verhaal………….

A

verzonnen verhaal met een kern van waarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

monotheïsme is

A

1 god

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Polytheïsme is

A

meerdere goden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

het griekse woord voor een tempel betekent….

A

huis en de bewoners van dat huis was de god aan wie de tempel opgedragen was

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

voor de ingang van de tafel werden….. gebracht aan de goden

A

offers gebracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

de grieken aanbaden 1 god of meerdere goden?

A

meerdere goden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

we noemen meerdere goden?

A

polytheïsme

19
Q

de grieken omschreven de goden als mensen of monsters?

A

mensen

20
Q

de goden waren volgens de grieken dodelijk of onsterfelijk

A

dodelijk

21
Q

ze haden volgens de grieken bovenmenselijk krachten of geen krachten

A

bovenmenselijke krachten

22
Q

ze gedroegen zich volgens de grieken even wisselvallig of niet even wisselvallig

A

even wisselvallig als mensen

23
Q

de grieken geloofden dat de goden hen konden beïnvloeden of niet beïnvloeden

A

beïnvloeden

24
Q

de grieken zelf dat de goden konden beïnvloeden of niet beïnvloeden

A

beïnvloeden

25
Q

Aphrodite is de godin van……
kenmerk

A

liefde en schoonheid en kenmerken zijn een duif, schelp op de zee en een gans

26
Q

Apollo is de god van……
kenmerk

A

het licht, de zon, muziek en poëzie in de waarheid en kenmerken zijn lier, pijl en boog, laurierkrans

27
Q

Ares is de god van
kenmerk

A

van de oorlog en kenmerken zijn een korte wapenuitrusting, gier, speer en schild

28
Q

athena is de godin van
kenmerk

A

het verstand, de kunst en ambachten en krijgskunde en kenmerken zijn lange wapenuitrusting, uil, helm en speer

29
Q

poseidon is de god van
kenmerk

A

de zee, aardbevingen, paarden en stieren
kenmerken zijn drietand en paard

30
Q

Hera is de godin van
kenmerk

A

het huwelijk en de vrouwen kenmerken zijn zit neer op een troon en een pauw

31
Q

zeus is de god van
kenmerk

A

oppergod en god van de hemel kenmerken zijn oppergod, arend en bliksem

32
Q

grieken investeerden in tempels om…

A

goden tevreden te stellen en prestige te verlenen aan de polis

33
Q

individueel

A

-persoonlijke gebeden en offers
- vervloekingen en magische spreuken

34
Q

met de famillie

A

-offers voor de huisgoden
-offers en gebeden bij familiegebeurtenissen
-herdenken aan overleden familie

35
Q

met de polis

A

-reliegieuze feesten
-processies= stoet
-offers en rituelen bij de tempel

36
Q

verschil tussen griekse filosofie en religie

A

de griekse religie schreef het ontstaan van de wereled en het geluk van de mensen toe aan de goden

37
Q

filosofie

A

de griekse filosofen twijfelden aan de rol van de goden en dachten kritisch na over andere verklaringen

38
Q

in onze samenleving wordt………..

A

het schoonheidsideaal sterk beïnvloed door de media

39
Q

niet bereikbaar voor het …….mensen

A

merendeel

40
Q

5de E v.C -4de E v.C
houding
emotie
menselijke figuren

A

dynamische houding
weinig emotie
geïdealisseerde menselijke figuren

40
Q

8ste E v.C-6de E v.C de beelden hadden …een houding….. emotie ;;;;

A

statische houding
geen emotie
onnatuurlijke menselijke figuren

41
Q

4de E v.C - 2de E v.C
houding
emotie
menselijke figuren

A

dynamische houding
veel emotie
realistische menselijke figuren

42
Q

juist of fout
de geschiedenis van de beeldhouwkunst begint bij de grieken

A

fout
de griekse beeldhouwers lieten zich inspireren door oudere Egyptische beelden

43
Q

juist of fout
de geschiedenis van de Egyptische beeldhouw-kunst is een voorbeeld van continuïteit

A

juist
de beelden veranderen nauwelijks doorheen vele eeuwen

44
Q

juist of fout
de geschiedenis van de griekse beeldhouwkunst is een voorbeeld van continuïteit en verandering

A

juist
de grieken zetten de Egyptische traditie verder maar brachten ook vernieuwing

45
Q
A