Grammatika Flashcards
1
Q
Kunnen
A
Können
2
Q
Moeten
A
Müssen
3
Q
Mogen
A
Dürfen
4
Q
Voltooid deelwoord kunnen
A
Gekonnt
5
Q
Willen
A
Wollen
6
Q
Weten
A
Wissen
7
Q
Voltooid deelwoord willen
A
Gewollt
8
Q
Voltooid deelwoord weten
A
Gewusst