H1 H2 H3 Fr -> nl Flashcards
Pourtant
Echter, toch
Parfois
Soms
Même
Zelfs
Raconter
Vertellen
Se présenter
Zich voorstellen
S’occuper de
Zorgen voor, zich bezig houden met
Le sens
De betekenis
Rester
(Ver)blijven
Aller voir ses amis
Zijn vrienden bezoeken
Ensemble
Samen
Je vois
Ik zie, ik snap het
Aujourd’hui
Vandaag, tegenwoordig
Il y a (temps
(+tijd) geleden
Chez (moi)
Bij (mij thuis)
La rencontre
De ontmoeting
Le couple
Het stel, het koppel
Tout de suite
Meteen, direct
Peu à peu
Stukje bij beetje
Se marier
Trouwen
Ressembler à
Lijken op
À cause de
Vanwege
La semaine
De week
Au cours de
In de loop van
Seul(e)
Alleen, enig
La date
De datum
Sinon
Zo niet, anders
Quelques
Een paar, enkele
Choisir
Kiezen
Avoir le temps
De tijd hebben
Le divorce
De scheiding
Autrefois
Vroeger
Un (enfant) sur deux
Één op de twee (kinderen)
Abandonner
Verlaten, in de steek laten
Aller chercher quelqu’un
Iemand ophalen
Comme d’habitude
Zoals gewoonlijk
Sauf
Behalve
Sans oublier
Niet te vergeten
Le droit (de vote)
Het (stem)recht
Se composer de
Bestaan uit
Abéir à
Gehoorzamen aan
La veille
De vorige dag
Je dors
Ik slaap
Fatigué(e)
Moe, vermoeid
La pêche
Het vissen, de visserij
Si
Als, jawel
Manquer à
Gemist worden
La demi-soeur
De halfzus
Le sentiment
Het gevoel
Vers
Omstreeks
Se détendre
Zich ontspannen
L’école maternelle
V - de kleuterschool
Agrandir
Groter maken, vergroten
Grave
Ernstig, erg
Je suis né(e) à/en/au(x)
Ik ben geboren in
Se réveiller
Wakker worden
Se sentir
Zich voelen
Apprécier
Waarderen, op prijs stellen
La plupart du temps
Meestal
Parler fort
Hard praten
L’école primaire
V - de basisschool
Arriver à
Erin slagen om (te)
Tôt
Vroeg
Je l’espère
Ik hoop het
Se connaître
Elkaar kennen
Faire des économies
Sparen
Du moins
Althans
Arrive à l’heure
Op tijd (aan)komen
Travailler dur
Hard werken
Enseigner
Onderwijzen
Le conte
Het sprookje
Les affaires + ges
V mv - de zaken, de spullen
Ils vivent
Zij leven
Fier, fière
Trots
Les origines
V mv - de herkomst
Dépenser son argent
Zijn geld uitgeven
Le petit boulot/job
Het (bij)baantje
C’est pour ca (ding onder c) / cela que
Het is om die reden dat
L’ainé(e)
De oudste
Apprendre à
Leren
Être de la partie
Van de partij zijn
Coûter
Kosten
Utile
Nuttig
Être en train de
Bezig zijn met/te
Le voisin, la voisine
De buurman, de buurvrouw
Situé(e) à
Gelegen in
La fin du mois
Het einde van de maand
Tous les mercredis
Elke woensdag
Ca suffit maintenant (ding onder c)
Nu is het genoeg
Marrant(e)
Grappig
Venir de (faire)
Zojuist (gedaan) hebben
Pratique
Handig, praktisch
La journée scolaire
De schooldag
Bavarder
Kletsen
Je viens de/d’
Ik heb/ben zojuist
En fait
Eigenlijk
Verser de l’argent
Geld storten
En route pour
Op weg naar
Tu recois (ding onder c)
Jij ontvangt, jij krijgt
Celui que m, celle que v
Degene die
La réduction
De korting
Mettre de l’argent de côté
Geld opzijzetten
Les sous
M mv - het geld, de centen
Pour une fois
Eindelijk
Pas mal de
Een heleboel, nogal wat
Le motif
Het motief, het dessin
L’achat
M - de aankoop
Le patron
De baas
Décider de
Besluiten (om te)
Payer
Betalen, afrekenen
Le compte en banque
De bankrekening
Faire attention à
Opletten
Rêver de
Dromen van
L’histoire
V - het verhaal, de geschiedenis
Retirer (de l’argent)
Geld pinnen / geld opnemen
Raisonnable
Redelijk
En haut
Bovenin
Avant
Voor (+tijd)
D’un coup
Ineens, plotseling
Être passionné(e) de
Dol zijn op
La couleur
De kleur