H1 Nigeria Flashcards

1
Q

Afzetmarkt

A

Het aantal klanten dat producten wil kopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Analfabetisme

A

Het percentage van de bevolking ouder dan 15 jaar dat niet kan lezen of schrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Arbeidsextensief

A

Bedrijf dat weinig arbeid nodig heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Arbeidsmigrant

A

Iemand die zijn eigen woongebied verlaat door gebrek aan werk en geld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Artsendichtheid

A

Het aantal artsen per duizend inwoners

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Autonomie

A

Vrijheid van een land of gebied om eigen wetten en regels te bepalen. Heet ook zelfbestuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Basisbehoefte

A

Iets wat iedereen echt nodig heeft om redelijk te kunnen leven (voedsel, huisvesting, onderwijs en gezondheidszorg)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Beroepsbevolking

A

Mensen die betaald werk doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bevolkingsdichtheid

A

Het gemiddelde aantal inwoners per vierkante meter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bevolkingsspreiding

A

De verdeling van mensen over een land of gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bnp per inwoner

A

Het gemiddelde inkomen per inwoner, berekend door het bnp te delen door het aantal inwoners van een gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Braindrain

A

Het wegtrekken van hoogopgeleide mensen uit een gebied, waardoor kennis uit dat gebied verdwijnt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bruto nationaal product (bnp)

A

Totale productie van goederen en diensten in een land in een jaar, uitgedrukt in geld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Buitenlandse investering

A

Investering van buitenlandse bedrijven in een land

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Corruptie

A

Het omkomen van mensen of het verduisteren van geld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Deelstaat

A

Gebied binnen een land dat voor een deel zelfbestuur (Autonomie) heeft. Er is een hoofdstad, er zijn ministeries en er zijn eigen wetten en regels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Delta

A

Een gebied vlak voor de monding, waar de rivier zich vertakt in vele rivierlopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Donorland

A

Land dat ontwikkelingshulp geeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Donorland

A

Land dat ontwikkelingshulp geeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Duurzame hulp

A

Hulp waar een land blijvend iets aan heeft. Heet ook structurele hulp.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Economische crisis

A

Periode waarin de economische groei laag is of waarin de economie krimpt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Etnische groep

A

Een groep mensen met een andere cultuur dan die van andere bevolkingsgroepen in een land

23
Q

Etnische minderheid

A

Etnische groep die in een land in de minderheid is

24
Q

Export/ exporteren

A

Levering van goederen en diensten aan een ander land. Heet ook uitvoer/uitvoeren

25
Q

Federatie

A

Land dat is verdeeld in deelstaten

26
Q

Import

A

Invoeren van goederen en diensten uit een ander land

27
Q

Informele sector

A

Ongeschoold, slechtbetaald werk in de dienstensector. Heet ook vluchtsector

28
Q

infrastructuur

A

Alle voorzieningen die nodig zijn om personen, goederen of informatie te vervoeren.

29
Q

Invoerrechten

A

Belasting op producten die in een land worden ingevoerd.

30
Q

Kennismigrant

A

Arbeidsmigrant die vanwege zijn kennis verhuist.

31
Q

Kolonie

A

Gebied in een ander werelddeel dat in het bezit is van (meestal) een Europees land.

32
Q

Mangrove

A

Boom die in zout water leeft langs tropische kusten.

33
Q

Multiculturule samenleving

A

Het samenleven van mensen uit verschillende culturen.

34
Q

Multinational

A

Bedrijf met vestigingen in verschillende landen.

35
Q

Natuurlijke hulpbronnen

A

Producten uit de natuur die mensen goed kunnen gebruiken.

36
Q

Neokolonialisme

A

Afhankelijkheid van arme landen ten opzichte van rijke landen na de kolonisatie. Arme landen leveren grondstoffen aan en zijn afnemers van industrieproductie uit rijke landen.

37
Q

Noodhulp

A

Hulp om te kunnen overleven bij een hongersnood of een andere ramp.

38
Q

Ontwikkelingshulp

A

Steun die arme landen krijgen om hun levensomstandigheden te verbeteren.

39
Q

Ontwikkelingskenmerk

A

Kenmerk waarmee je de armoede of de rijkdom in een land kunt meten.

40
Q

Ontwikkelingssamenleving

A

Samenwerken met arme landen om hen te helpen hun eigen levensomstandigheden te verbeteren.

41
Q

Politiek systeem

A

De manier waarop een staat bestuurd wordt.

42
Q

Regionale ongelijkheid

A

Verschillen in welvaart tussen het ene en het andere gebied.

43
Q

Savanne

A

Landschap in de tropen met lange grassen, afgewisseld met grote bomen en struiken.

44
Q

Sociale ongelijkheid

A

Verschillen in welvaart tussen verschillende groepen mensen in een gebied.

45
Q

Sociale structuur

A

De opbouw van een samenleving in groepen.

46
Q

Steppe

A

Droog gebied waar net genoeg regen valt voor de groei van grasse en lage struikjes.

47
Q

Tariefmuur

A

Invoerrechten

48
Q

Tropen

A

Warme luchtstreek rond de evenaar.

49
Q

Tropisch regenwoud

A

Dicht, ondoordringbaar bos in de warme eb vochtige tropen.

50
Q

Vrije wereldhandel

A

Handelsysteem waarbij alle landen in de wereld met elkaar handel kunnen drijven, zonder dat ze elkaar belemmeren met bijvoorbeeld tariefmuren.

51
Q

Werkloos(heid)

A

Deel van de beroepsbevolking dat op zoek is naar werk.

52
Q

Zelfvoorzienend

A

Land waarin voldoende voedsel voor de eigen bevolking wordt geproduceerd en dat dus geen voedsel hoeft te importeren.

53
Q

Zuigelingensterfte

A

Het aantal kindeten dat in het eerste levensjaar sterft.