HC 8.2 Homeostase Flashcards

1
Q

Wat is het doel van homeostase?

A

Stabiliteit onder veranderde omstandigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is homeostase?

A

Proces waarbij het interne milieu, door voortdurende veranderingen van het externe milieu, in een stabiele toestand ‘geregeld’ blijft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waardoor kan stabiliteit gehandhaafd worden?

A

Door regelsystemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het basaal metabolisme?

A

De grondstofwisseling in rusttoestand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Door welke in- en uitwendige omstandigheden wordt het basaal metabolisme bepaald?

A
  • de omgevingstemperatuur
  • de samenstelling van de voeding
  • zwangerschap
  • (her)opbouw van weefsels tijdens training of na ziekte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom gaat het basaal metabolisme (energieverbruik) omlaag rond 50 jaar?

A

Er worden dan alleen nog vetcellen gemaakt en vetcellen kosten niet zoveel energie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Geef de vergelijking van het basaal metabolisme

A

brandstof + O2 -> CO2 + H2O + uitwendig vermogen + warmte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Geef aan hoe je onderstaande componenten uit de vergelijking kan meten

  • calorische waarde brandstof
  • warmte afgifte
  • O2 opname
A
  • directe meting
  • directe calorimetrie
  • indirecte calorimetrie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het uitwendig vermogen als je de metingen in rust doet?

A

0 W

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem de twee soorten regelsystemen

A
  • open regelsysteem

- gesloten regelsysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een open regelsysteem

A

Een eenvoudig regelsysteem
Een ingangssignaal leidt tot een proces waarbij er een uitgangsgrootheid ontstaat.
(zie plaatje in college sheets)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een gesloten regelsysteem

A

Het werkt volgens het principe van terugkoppeling.
Deze terugkoppeling vindt plaats door middel van sensoren en wordt vergeleken in een comparator.
(zie plaatje in college sheets)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat voor soorten terugkoppeling zijn er in een gesloten regelsysteem?

A

Positieve en negatieve terugkoppeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe werkt feed forward in een regelsysteem?

A

Bij een verstoring van het proces kan een sensor dit merken en snel ingrijpen door feed forward te geven naar het begin van het proces.
(zie plaatje in college sheets)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is passief warmtetransport?

A

Warmtetransport van de kern naar de periferie in de vorm van inwendige geleiding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is actief warmtetransport?

A

Warmtetransport van de kern naar de periferie door bloedstroming.

17
Q

Welk gebied speelt een belangrijke rol bij de temperatuurregulatie?

A

De hypothalamus

18
Q

Noem voorbeelden van factoren die ervoor zorgen dat het lichaam opwarmt

A
  • spieractiviteit
  • hormoonhuishouding
  • beweging
  • omgeving
19
Q

Noem de vier middelen die zorgen voor afkoeling van het lichaam

A
  • straling (radiatie)
  • geleiding (conductie)
  • stroming (convectie)
  • verdamping (evaporatie)
20
Q

Hoe werken de regelende en geregelde systemen?

A

In de regelende (hypothalamus en perifere sensoren) systemen wordt informatie verzameld, verwerkt en doorgestuurd. De geregelde systemen worden geregeld en aangestuurd door de regelende systemen.

21
Q

Wat is de omgevingstemperatuur binnen de neutrale zone?

A

29 tot 31 graden

22
Q

Welke gebieden behoren tot het regelende systeem?

A
  • hypothalamus

- perifere sensoren

23
Q

In welke gebieden treedt een reactie op bij inspanning en wat voor reactie?

A
  • longen (toename ademhalingsfrequentie en ademhalingsdiepte)
  • hart (toename hartslag)
  • bloedcirculatiestelsel (herverdeling bloedvolume)
  • nieren (toename afvalproducten)
24
Q

Hoe kan het inspanningsmetabolisme worden gemeten? En welke waarden worden daarvoor gebruikt?

A

Door het rendement uit te rekenen. Hiervoor worden de volgende waarden gebruikt.

  • Het O2-verbruik en de CO2-productie
  • Het uitwendig vermogen
25
Q

Hoe verandert de kerntemperatuur en hoe de huidtemperatuur bij inspanning?

A

De kerntemperatuur stijgt, maar de huidtemperatuur blijft vrijwel gelijk

26
Q

Welke temperatuur blijft constant bij rust en welke bij inspanning

A

De kerntemperatuur blijft bij rust constant en de huidtemperatuur blijft bij inspanning constant.

27
Q

Wat gebeurt er met de longen bij veroudering?

A

Het restvolume neemt toe, waardoor de vitale capaciteit afneemt.