HCE 8 Flashcards
1
Q
Die Tätigkeit
A
De bezigheid
2
Q
Sich beschäftigen mit
A
Zich bezig houden met
3
Q
Der Vorsatz
A
Het voornemen
4
Q
Beseitigen
A
Opruimen, uit de weg ruimen
5
Q
Veranstalten
A
Organiseren
6
Q
Veranlassen
A
Ervoor zorgen
7
Q
Anordnen
A
Gelasten, voorschrijven
8
Q
Maßnahmen ergreifen
A
Maatregelen nemen
9
Q
Abhilfe schaffen
A
Uitkomst bieden
10
Q
Erledigen
A
Afhandelen
11
Q
Ausstatten
A
Uitrusten
12
Q
Einräumen
A
Geven, verlenen
13
Q
Nötigen
A
Dwingen, noodzaken
14
Q
Aufbürden
A
Opleggen, op de hals halen
15
Q
Aufhalsen
A
Opschepen met
16
Q
Unterschwellig
A
Verborgen
17
Q
Beeinträchtigen
A
Schaden
18
Q
Verabreichen
A
Geven, toedienen
19
Q
Verpassen
A
Geven, toedienen
20
Q
Behindern
A
Hinderen
21
Q
Unterbinden
A
Tegen gaan, verhinderen
22
Q
Zerstören
A
Vernielen