Herhaling 4de Flashcards
de familie
die Familie
de vader
der Vater
de moeder
die Mutter
de ouders
die Eltern
het kind
das Kind
de man
der Mann
de vrouw
die Frau
de broer
der Bruder
de zus
die Schwester
de broer en / of zus
die Geschwister
de zoon
der Sohn
de dochter
die Tochter
de grootvader
der Großvater
de grootmoeder
die Großmutter
de kleinzoon
der Enkel
de kleindochter
die Enkelin
de oom
der Onkel
de tante
die Tante
neef: zoon van je oom
der Vetter
nicht: dochter van je oom
die Kusine
neef: zoon van je zus
der Neffe
nicht: dochter van je zus
die Nichte
de schoonbroer
der Schwager
de schoonzus
die Schwägerin
de leerling
der Schüler
de leerlinge
die Schülerin
de leraar
der Lehrer
de lerares
die Lehrerin
de vriend
der Freund
de vriendin
die Freundin
de heer, meneer
der Herr
de vrouw, mevrouw
die Frau
de klas
die Klasse
de school
die Schule
de dag
der Tag
de morgen
der Morgen
de avond
der Abend
de middag
der Mittag
het jaar
das Jahr
de naam
der Name
de jongen
der Junge
het meisje
das Mädchen
oud
alt
jong
jung
goed
gut
slecht
schlecht
lelijk
hässlich
leuk
toll
vervelend, saai
langweilig
leuk
super
stom
blöd
leuk
cool
stom
doof
juist
richtig
fout
falsch
graag
gern
ook
auch
vandaag
heute
morgen
morgen
gisteren
gestern
maar
aber
al
schon
