Hoofdstuk 12 Flashcards

0
Q

Noem twee internationale organisaties

A

Twee van deze:

  1. EEG
  2. Raad van Europa
  3. Europese unie
  4. Benelux
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

Die soorten verdragen

A
  1. De staten nemen wederzijds rechten en plichten op zich.
  2. Rechten en plichten hebben betrekking op de burgers van de staten
  3. Internationale organisaties worden gevormd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een internationale organisatie met een intergouvernementeel karakter?

A

Alle verdragsluitende staten behouden hun soevereiniteit: Geen enkel besluit kan worden genomen zonder dat alle aangesloten staten daarmee akkoord gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een internationale organisatie met een supranationale karakter?

A

De aangesloten staten hebben een stukje van hun soevereiniteit prijsgegeven en kunnen met ongewenste regelgeving vanuit die organisatie te maken krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noem een intergouvernementele organisatie

A

Benelux

Raad van Europa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem een supranationale organisatie

A

Europese unie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Dualistische visie op een verdrag

A

Onderscheid tussen internationale en nationale rechtsorde. Internationale regels kunnen alleen doorwerken in nationale rechtsorde wanneer de nationale wetgever die regel overzet in een regel van nationaal recht -> transformatiewet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Monistische visie op een verdrag

A

Internationale en nationale rechtsorde zijn niet gescheiden. Regels werken rechtstreeks door in de nationale rechtsorde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe kan men weten of een staat een dualistische of een monistische visie met betrekking tot een verdrag aanhangt?

A

Dat blijkt uit de nationale regelgeving en met name uit de grondwet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke zijn de drie pijlers van de EU?

A
  1. EG
  2. EPS: Europese politieke samenwerking. Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de lidstaten.
  3. Samenwerking op gebied van binnenlandse zaken en justitie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

EEG en doelstelling?

A

Europese economische gemeenschap.

Samenwerking op economische vlak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

EG en doelstelling

A

Europese Gemeenschap.

Samenwerking op economisch en sociaal vlak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Aan welk orgaan komt het recht van initiatief tot wetgeving toe binnen EU-verband?

A

Europese commissie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Treden de leden van de Europese Commissie individueel op of is er sprake van een collectief orgaan? Welke gevolg heeft dit voor de besluitvorming?

A

Collectief.
Besluit wordt wel of niet genomen, er wordt gestemd bij onenigheid. Commissieleden hoeven zich niet laten leiden door de wensen van de staat die ze heeft benoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke bevoegdheden heeft het Europees Parlement? En wat mag hij niet?

A
  1. Wetgever van de EU samen met Raad van Ministers. Beiden moeten instemmen voor een wet vanuit EU.
  2. Europees parlement heeft geen recht van initiatief.
  3. Verzoek doen aan Europese commissie voor onderwerp in wetgevingsagenda.
  4. Instemmingsrechten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom leiden veel voorstellen van de Europese commissie niet tot regelgeving? Welke ontwikkeling is nu bezig hierin.

A
  1. De raad van ministers en het Europees parlement moeten de initiatieven van de commissie eerst goedkeuren en omdat er unanimiteit moet zijn bij een besluit, kan 1 lidstaat eten in het roet gooien.
  2. Er wordt steeds vaker overeengekomen dat een gekwalificeerde meerderheid voldoende is.
16
Q

Hoe worden de leden van het Europees parlement gekozen?

A

1 keer per 5 jaar worden zij gekozen door de ingezetenen, via elk lidstaat. De gekozen parlementariërs vormen met gelijkgezinden uit andere staten fracties.

17
Q

Aan welke twee EU-organen komt het recht om regelgeving uit te vaardigen toe?

A

Raad van ministers en Europees parlement

18
Q

Wat is een verordening?

A

Besluit van algemeen strekking van een supranationale organisatie waaraan de aangesloten lidstaten rechtstreeks gebonden zijn.

19
Q

Wat is een richtlijn?

A

Besluit gericht tot alle lidstaten, met als opdracht de nationale wetgeving aan te passen aan de in het besluit geregelde materie.

20
Q

Noem een reden waarom soms voor een richtlijn wordt gekozen en niet voor een verordening

A

Bij richtlijnen is de speelruimte groter

21
Q

Wat houdt harmonisatie van EU-regelgeving in?

A

gelijke wetgeving in alle EU-landen

22
Q

wat zijn de doelstellingen wat betreft het streven naar 1 interne markt in EU-verband? (3)

A
  1. vrij verkeer van goederen
  2. gemeenschappelijke handelspolitiek
  3. vrij verkeer van personen, diensten en kapitaal
23
Q

welke taken heeft het Europese hof van justitie?

A

eerbiediging van het recht bij de uitlegging en toepassing van het verdrag verzekeren.

24
Q

wat zijn de bevoegdheden van het europese hof van justitie? (2)

A
  1. berechten van geschillen

2. geven van prejudiciële beslissingen

25
Q

wat is een prejudiciële beslissing?

A

vragen over onduidelijkheden in besluiten worden opgelost door het Europese hof van justitie

26
Q

wat is het Economische en Sociaal Comité?

A

adviesorgaan van de EU, samengesteld uit vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers uit de aangesloten staten

27
Q

welke doelstelling heeft de Benelux?

A

bewerkstelligen van een economische unie tussen de staten België, Nederland en Luxemburg

28
Q

noem een taak van het Benelux gerechtshof die ook vervuld wordt door het hof van Justitie?

A

geven van prejudiciële beslissingen

29
Q

welke doelstelling heeft de Raad van Europa?

A

verstevigen van de culturele, sociale en juridische banden tussen de lidstaten

30
Q

de Raad van Europa kent een tweetal organen:

A
  1. het Comité van Ministers

2. Raadgevende Vergadering

31
Q

Het Comite van Ministers bestaat uit:

A

alle ministers van Buitenlandse Zaken van iedere lidstaat

32
Q

de Raadgevende Vergadering bestaat uit:

A

parlementariërs van ieder aangesloten land

33
Q

Aan welk belangrijk verdrag uit 1950 heeft de Raad van Europa meegewerkt?

A

het EVRM of Verdrag van Rome of verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden

34
Q

welk rechtscollege is in het kader van dit verdrag opgericht?

A

Europese Hof voor de rechten van de mens (EHRM0

35
Q

wie kan bij dit rechtscollege klagen en op grond waarvan?

A

burgers van de lidstaten die EVRM hebben bekrachtigd.

Alle mogelijke nationale procedures moeten zijn doorlopen