hoofdstuk 4 Flashcards

1
Q

lichtberekening …

A

gebeurt wanneer het licht de overgang maakt tussen twee doorzichtige middenstoffen met een dichtheid, waardoor het licht van richting kan veranderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

lensbandjes accommoderen

A

om voorwerpen dichtbij en veraf te zien. Hierbij verandert de ooglens van vorm en dus ook lichtberekening, zodat het scherp beeld precies op het netvlies valt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ooglens …

A

Zorgt voor een scherpe beeldvorming door te vervormen.
Dat gebeurt door het samentrekken of ontspannen vanhet straallichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

oogzenuw

A

Verbindt het oog met de hersenen.
Hierlangs wordt het opgevangen beeld doorgegeven als een zenuwimpuls

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

blinde vlek

A

Plaats waar de oogzenuw het oog verlaat.
Hier worden lichtprint niet opgevangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

gele vlek

A

Plaats met een grote concentratie aan fotoreceptoren.
Hier zie je vooral goed kleuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoornvlies

A

Doorzichtig voorste deel van de oogbol dat licht doorlaat.
Hier gebeurt de grootste lichtbreking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly