Hoofdstuk 6 Flashcards

1
Q

werkmotivatie bepaalt:

A
  • richting van gedrag
  • niveau van inzet
  • niveau van doorzettingsvermogen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

behoefte teorie

A

werknemers moeten hun behoeften kunnen bevredigen door bij te dragen aan de organisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Maslow’s hierarchie van behoeften

A
5 basisbehoeften:
- fysiologisch
- veiligheid
- groepsgevoel
- waardigheid
- zelfactualisatie
Je moet eerst behoefte 1 bevredigen voordat je behoefte 2 kan bevredigen
- alles bevredigd = geen motivatie meer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Aldefer’s ERG theorie

A
  • overlevingsbehoeften = water, voedsel, kleding, etc
  • relatednessbehoefte = behoeften die betrekking hebben op communicatie met anderen
  • ontwikkelingsbehoeften = iedereen heeft de behoefte om zich verder te ontwikkelen en hier zit geen vaste volgorde in
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vroom’s verwachtingstheorie

A

geloven dat je een prestatieniveau kan halen en de gewenste uitkomsten kan realiseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

3 factoren van Vroom’s verwachtingstheorie

A
  1. Valence = wenselijkheid van de uitkomst
  2. Instrumentality = verwachting van de mate waarin bepaald gedrag resulteert in bepaalde uitkomsten
  3. expectation = verwachting van het niveau van inzet resulteert in bepaald prestatieniveau
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

rechtvaardigheidstheorie

A

richt zich op de eerlijkheid van input en uitkomsten, er wordt gekeken naar de outcome/input ratio, dit is wat je krijgt gedeeld door wat je bijdraagt, vergeleken met iemand anders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

2 typen onrechtvaardigheid

A
  1. overbetaling = eigen ratio is groter dan referent

2. onderbetaling = eigen ratio is kleiner dan die van je referent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

organisatorische gerechtigheidstheorie

A

opvattingen over de algemene eerlijkheid van een organisatie, positieve gerechtigheid zorgt voor een grotere werktevredenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

distributieve gerechtigheid

A

eerlijke verdeling van de uitkomsten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

procedurele gerechtigheid

A

eerlijk gebruik van de procedures voor beslissingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

intermenselijke gerechtigheid

A

eerlijke behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

informatieve gerechtigheid

A

eerlijkheid over beslissingen die gemaakt worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hawthorne effect

A

mensen werken beter als je ze aandacht geeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

expectancy effect

A

welke keuzes je maakt hangt af van je verwachtingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly