Hoofdstuk 6 Kalat Flashcards

1
Q

Amplitude;

A

de intensiteit (hard/zacht), hardheid gaat hiermee gepaard, maar
is hier niet aan identiek. Een snel pratend persoon klinkt luider dan langzame
muziek op dezelfde amplitude.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Frequentie;

A

het aantal compressies per seconde, in Hertz. Toonhoogte gaat
hiermee gepaard. Hoe hoger de frequentie hoe hoger de toonhoogte.
 Grote dieren horen lagere toonhoogten beter en kleine dieren hoge toonhoogten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Timbre;

A

toon kwaliteit/complexiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Prosody;

A

emotionele informatie overbrengen door het gebruik van je toon
(sarcastisch enthousiast overkomen dmv je toon, ritme en loudness etc.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Je vaardigheid om spraak te begrijpen hangt af van je…..

A

…..vaardigheid om tussen verschillende frequenties te differentiëren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Plaats theorie;

A

Elke frequentie activeert haarcellen op een specifieke plaats op het basilaire membraan en het zenuwsysteem maakt onderscheidt in frequenties gebaseerd op welke neuron reageert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Frequentie theorie;

A

Het basilaire membraan vibreert synchroon met geluid, waardoor axonen van de gehoorzenuw actiepotentialen produceren met dezelfde frequentie.  geluid van 50 Hz zou 50 actiepotentialen per sec. produceren.
 Weerlegging; refractaire periode  max vuursnelheid neuronen is ongv. 1000 Hz en we kunnen tot 20000 Hz horen. Theorie klopt niet helemaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Huidige theorie over waarnemen toonhoogten; alles samen (3)

A
  1. Lage frequentie  Basilair membraan vibreert synchroon met
    geluid (frequentie theorie); de frequenties van impulsen bepalen de toonhoogte en het aantal vurende neuronen identificeert de hardheid van geluid.
  2. Intermediate frequentie  actiepotentialen zijn phase locked = ze vinden plaats in een bepaalde fase van een geluidsgolf. Deze neuronen met actiepotentialen zijn out of phase met elkaar. De som van alle neuronen zorgt voor frequentie  volley principle.
  3. Hoge frequentie  plaats theorie; Basilaire membraan is aan het begin stijf en eindigt lossig. Verschillende locaties op het membraan resoneren voor verschillende frequenties. Hoge frequenties worden vooraan geproduceerd, lage tonen worden aan het einde geproduceerd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

 volley principle.

A

De som van alle neuronen zorgt voor frequentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

actiepotentialen zijn phase locked =

A

ze vinden plaats in een bepaalde fase van een geluidsgolf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De internal time difference (ITD)

A

gaat over verschil tussen aankomst tijd in de oren en speelt zich af in de superior olive.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De Internal Level Difference (ILD)

A

gaat over verschil in geluidshoogte in de oren en speelt zich af in de inferior colliculus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Geluidslokalisatie methoden;

A

o Verschil in aankomsttijd bij 2 oren
o Verschil in hardheid van geluid (soundshadow)
o Faseverschil tussen de oren;
-> Conclusie; Mensen lokaliseren lage frequenties door faseverschillen
en hoge frequenties door luidheidsverschillen. Al deze methoden moeten geleerd worden, want je hoofd en daarmee de afstand tussen oren groeit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

toelichting geluidslokalisatie methoden: o Verschil in aankomsttijd bij 2 oren

A

geluid van links komt eerder
aan bij linkeroor dan rechteroor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

toelichting geluidslokalisatie methoden: o Verschil in hardheid van geluid (soundshadow)

A

geluid klinkt harder in linkeroor dan rechteroor als iemand links van je praat. Dit geeft nauwkeurige geluidslokalisatie voor hoge frequenties en minder nauwkeurige lokalisaties voor lagere frequenties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

toelichting geluidslokalisatie methoden: o Faseverschil tussen de oren;

A

Geluidsgolven bereiken het linkeroor in een andere fase dan het rechteroor als de geluidsbron vanaf de zijkant is. Hiermee kunnen geen extreem hoge frequenties
gelokaliseerd worden.

17
Q

Mensen die doof zijn aan 1 oor concluderen dat….

A

Luidere geluiden van de kant van het intacte oor komen en zachtere geluiden van de andere kant. Wel minder nauwkeurig dan bij 2 werkende oren.

18
Q

Groot hoofd ->geluid lokaliseren met verschil in ….
Klein hoofd -> geluid lokaliseren met verschil in ….

A

Groot hoofd ->geluid lokaliseren met verschil in aankomsttijd of faseverschil.
Klein hoofd -> geluid lokaliseren met verschil in hardheid van geluid.

19
Q

Amusie; toondoofheid;

A

Hebben oa moeite om de stemming van mensen, zoals blij of verdrietig,
te meten aan de toon van de stem.
o Auditieve cortex heeft minder verbindingen met de frontale cortex = dus een slecht geheugen/aandacht voor toonhoogte en niet het onvermogen om goed te horen.
o Transcraniele stroom op hoofdhuid om activiteit in hersengebieden te stimuleren  verbetering in vermogen toonhoogte onthouden
 Vermogen om een noot te horen en te identificeren (absolute toonhoogte) is deels genetische aanleg, maar ook vroege muzikale training en het spreken van tonale talen zoals Chinees.

20
Q

Doofheid vormen (3)

A
  1. Conductieve doofheid/middenoor doofheid
  2. Zenuwdoofheid/ binnenoor doofheid;
  3. Tinnitus/ oorsuizen
21
Q

Conductieve doofheid/middenoordoofheid;

A

door ziekten of infecties
kunnen geluidsgolven minder goed doorgegeven worden vanuit het middenoor naar het slakkenhuis.
 Soms tijdelijk  operatie
 Men hoort hun eigen stem goed OMDAT ze een normaal
slakkenhuis en gehoorzenuw hebben.

22
Q

Zenuwdoofheid/ binnenoordoofheid;

A

schade aan slakkenhuis,
haarcellen of gehoorzenuw
 Als alleen schade is aan deel slakkenhuis  slecht horen van
bepaalde frequenties.
 Hard geluid kan de synapsen en neuronen van auditieve
systeem beschadigen  gehoorverlies.

23
Q

Tinnitus/ oorsuizen;

A

oorzaak kan komen door een fenomeen wat lijkt
op fantoomledemaat  als de hersenen niet langer hun normale input krijgen door bv. schade aan slakkenhuis, kunnen axonen die andere delen van het lichaam vertegenwoordigen, een deel van het hersengebied dat gewoonlijk op geluiden reageert binnendringen en dit activeren (reorganisatie).

24
Q

Verklaring slechthorendheid in ouderen

A

o Hersengebieden die verantwoordelijk zijn voor taalbegrip zijn minder
actief geworden.
 Als iemand het aanschaffen van hoortoestellen uitstelt, krijgt de taalcortex niet zijn normale input en begint deze minder te reageren.
o Verlies van remmende neurotransmitters in auditieve delen hersenen  moeite om irrelevante geluiden te onderdrukken in drukke ruimtes.
 Liplezen kan helpen.