Industrieveiligheid Flashcards

1
Q

Wat is de ARIE-regeling en waar staat het voor?

A

De Aanvullende Risico-Inventarisatie en -Evaluatie (ARIE) is een regeling in het Arbeidsomstandighedenbesluit. De ARIE-regeling geldt voor bedrijven met vergelijkbare risico’s als bedrijven die volgens het Omgevingsbesluit zijn aangewezen als Seveso-inrichting: bedrijven die werken met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welk hoofdstuk van het arbobesluit reguleert het gebruik van gevaarlijke stoffen op de arbeidsplaats?

A

Hoofdstuk 4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is REACH en waar staat het voor?

A

REACH is een Europese verordening over de productie van en handel in chemische stoffen. Het beschrijft waar bedrijven en overheden zich aan moeten houden. REACH staat voor: Registratie, Evaluatie, Autorisatie en restrictie van Chemische stoffen. Deze verordening geldt voor alle landen van de Europese Unie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke wet vervangt Brzo 2015 (Seveso III), Wabo / Bevi?

A

De Omgevingswet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke 4 afkortingen van regelgeving worden er gebruikt in productie/leveren en transport van Gevaarlijke Stoffen?

A

REACH (Registratie, Evaluatie, Autorisatie en restrictie van Chemische stoffen)
CLP (Classification, Labelling and Packaging)
GHS (Global Harmonisation Standaard)
ADR (Accord relatif au transport international de marchandises Dangereuses par Route)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de ARIE-Regeling?

A

ARIE-regeling (Arbobesluit hst. 2, afd. 2) is de aanvullende voorschriften risico-inventarisatie en -evaluatie ter voorkoming en beperking van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een SEVESO inrichting?

A

De omgevingswet voor Seveso-inrichtingen (was BRZO-inrichtingen):
Aanwijzing op basis van drempelwaarden (hoog, laag)
Preventiebeleid zware ongevallen (PBZO)
Veiligheidsrapportage (deel 1 t, m 3 conform PGS 6)
Deel 1: Inrichting
Deel 2: Processen en installaties
Deel 3: Risicoanalyse
Veiligheidsbeheerssysteem (VBS, NTA 8620)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is CLP en waar staat het voor?

A

In de Europese Unie is de verplichte gevaarsindeling, etikettering en verpakking (Classification, Labelling and Packaging) van ongeveer 4000 stoffen wettelijk vastgelegd. De criteria voor deze indeling zijn geharmoniseerd met het wereldwijde systeem van de Verenigde Naties (GHS).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het verschil tussen hoog Seveso en laag Seveso?

A

(Hoog) Seveso boven drempelwaarde aanwezigheid stof arbeidsomstandighedenregeling/besluit
(Laag Seveso) ARIE onder de drempelwaarde stof arbeidsomstandighedenregeling/besluit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het GHS en waar staat het voor?

A

Het GHS (Globally Harmonised System of Classification and Labelling of Chemicals) heeft als doel te komen tot één wereldwijd geharmoniseerd systeem voor de gevaarsindeling van stoffen en mengsels. Het indelingssysteem is of wordt stap voor stap in verschillende landen ingevoerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke soort stoffen zijn er?

A

Stoffen die kankerverwekkend zijn (carcinogeen) ( vb. asbest)

Stoffen die genetische schade kunnen veroorzaken (mutageen) (vb. zonlicht)

Stoffen die giftig zijn voor de voortplanting (reprotoxisch) (vb. lood, chemotherapie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de milleurisico’s?

A

Stoffen die gevaarlijk zijn voor het aquatische milieu (chronische en acute gevaren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar zijn gezondheidsrisico’s afhankelijk van?

A

Afhankelijk van onder meer:
* Concentratie
* Blootstellingsduur / -frequentie (dosis)
* Blootstellingsroute
* Doelorgaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een grenswaarde?

A

De blootstelling aan een gevaarlijke stof moet lager zijn dan de wettelijke of publieke grenswaarde. Als die er niet is stelt de werkgever de grenswaarde vast.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is LC50?

A

De concentratie in de lucht waarbij 50% van de proefdieren sterven.
(letaal concentratie 50)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is LD50?

A

Dosis in mg per kg lichaamsgewicht waarbij 50% van de proefdieren sterven.

17
Q

Welke 3 blootstellingroutes zijn er?

A

Geaggregeerd: dezelfde stof via meerdere routes binnenkrijgen (inademen, voeding, huid)
Gecombineerd: verschillende stooffen met een eenzelfde werkingsmechanisme
Cumulatief: verschillende stoffen met verschillende werkingsmechanismen.

18
Q

Wat is brand?

A

Brand is een snelle oxidatie (reactie met zuurstof). Niet alle oxidatieprocessen (zoals roesten) resulteren in branden.

19
Q

welke 3 componenten zijn nodig voor brand?

A
  1. Ontstekingsenergie (vlam, vonk, heet oppervlak, etc.)
  2. Brandbaar materiaal (vast, vloeibaar, gas)

Zuurstof (uit de lucht of ingesloten)

20
Q

Wat zijn voorbeelden van brandbaar materiaal?

A

Vaste stoffen
Organische materialen, zoals hout, steenkool en kunststoffen
Metalen: Natrium en andere –iums, maar ook staal
Vloeistoffen
Fossiele brandstoffen
Organische oplosmiddelen (VOS)
Gassen
Aardgas
Waterstofgas

21
Q

Wat is de definitie van exploderen?

A

Exploderen = Latijn: explōsiōnis, opgebouwd uit ex- (van/uit/weg) en plōdo (klappen of slaan). Betekent zo veel als: onder luid geklap wegjagen (slechte acteurs van het podium bijvoorbeeld).

22
Q

Wat is de definitie van explosief?

A

Explosieve toename is vaak een niet-proportionele (niet-lineaire), zichzelf versnellende, toename.

23
Q

Wat gebeurt er bij een explosie?

A

Bij een explosie neemt of het aantal gasdeeltjes niet-proportioneel toe (gaan ‘viraal’ zou je kunnen zeggen) en/of neemt de temperatuur van gasdeeltjes niet-proportioneel toe (door reactiewarmte).

Hoe dan ook: het VOLUME neemt toe. Meer deeltjes betekent meer volume. Hoger temperatuur betekent meer volume. Dat gebeurt (te) snel…explosief wel te verstaan!

24
Q

Wat is deflagratie?

A

Deflagratie is de explosieve verbranding van een stof of mengsel. Dit verschilt van de verbranding van hout, papier e.d., waarbij de verbranding vrij langzaam verloopt.

25
Q

Wat is detonatie?

A

Het fenomeen detonatie is, net als het fenomeen explosie een zeer snelle vorm van ontbranding. De ontbranding geschiedt zo snel dat zij een schokgolf opwekt.

Bij een explosie beweegt die schokgolf met een snelheid lager dan die van het geluid. Buskruit detoneert niet, het explodeert.

Bij een detonatie daarentegen beweegt die schokgolf zich sneller dan het geluid voor. Dynamiet explodeert niet, het detoneert.

26
Q

Wat is een Plaatsgebonden Risico (PR)?

A

ordt middels iso-lijnen op de omgeving geprojecteerd die we risicocontouren noemen.
* Het 10-6 contour is de grenswaarde voor kwetsbare objecten.
* 10-6 staat voor een overlijdenskans van eens in de miljoen jaar (1, 1.000.000 = 0,000001 = 10-6)
* Kwetsbare objecten zijn: woningen, ziekenhuizen, scholen, dagopvang en kampeer en recreatiegebieden.

27
Q

Wat is een groepsrisico?

A
  • Wordt weergegeven als fN-curve. De ‘f’ staat voor frequentie. De ‘N’ staat voor aantal dodelijke slachtoffers;
    • Is anders dan het enigszins ‘virtuele’ karakter van het plaatgebonden risico, veel concreter als het gaat om de impact van een zwaar ongeval;
      Heeft anders dan het PR een oriëntatiewaarde en geen grenswaarde.
28
Q

Wat zijn de afkapgrenzen?

A
  • Risicoberekening PR wordt afgekapt op 10-8
    • Invloedsgebied loopt tot 1% letaliteit
      Effectgebied ligt tot voorbij invloedsgebied
29
Q

Wat is het basisnet?

A

“Het Basisnet is een landelijk aangewezen netwerk voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Binnen bepaalde grenzen wordt dit vervoer over weg, binnenwater en spoor gegarandeerd. Het Basisnet heeft betrekking op de rijksinfrastructuur: hoofdwegen (snelwegen), hoofd-waterwegen (binnenwateren) en hoofdspoorwegen (enkele uitzonderingen daargelaten).”

30
Q
A