KAPITEL 4 I HAST DU HEUTE ZEIT? Flashcards
1
Q
de afspraak
A
der Termin Termine
2
Q
de bibliotheek
A
die Bibliothek Bibliotheken
3
Q
de bioscoop
A
das Kino Kinos
4
Q
de openingsuren
A
die Öffnungszeiten
5
Q
afzeggen
A
absagen er / sie sagt ab
6
Q
lukken
A
klappen es klappt
7
Q
passen
A
passen es passt
8
Q
plaatsvinden
A
stattfinden es findet statt
9
Q
vastleggen, afspreken
A
vereinbaren er/sie vereinbart
10
Q
uitstellen
A
verschieben er/sie verschiebt
11
Q
tegen, rond
A
gegen
12
Q
geopend
A
geöffnet
13
Q
gesloten
A
geschlossen
14
Q
ziek
A
krank
15
Q
helaas
A
leider
