kapitel 8 schreibecke Flashcards

1
Q

Wij willen een huisdier aanschaffen

A

Wir wollen uns ein Haustier anschaffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Een vogel maakt te veel herrie

A

Ein Vogel macht zu viel Lärm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Een aquarium ziet er heel mooi uit

A

Ein aquarium sieht sehr schÖn aus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Met een hond kun je op vakantie gaan

A

Man kann mit einem Hund in den Urlaub fahren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

In het asiel zijn er schattige poesjes

A

Im Tierheim gibt es Süße Kätzchen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ik beloof dat ik de kattenbak schoonmaak

A

Ich verspreche, dass ich das Katzenklo saubermache

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe vaak moet je met katten naar de dierenarts?

A

Wie oft muss man mit Katzen zum Tierarzt gehen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Moet een kat elk jaar worden ingeent?

A

Muss eine Katze jedes Jahr geimpft werden?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Zouden we een hond beter bij een fokker kunnen kopen?

A

Sollten wir einen Hund lieber beim Züchter kaufen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Veel dieren in het asiel hebben een nieuw thuis nodig.

A

Viele Tiere im Tierheim brauchen ein neues Zuhause.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hebben vissen ook speciaal voer nodig?

A

Brauchen Fische auch spezielles Futter?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Is het duur om een parkiet te verzorgen?

A

Ist est teuer, einen Wellensittich zu versorgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly