Klassieke conditionering (H5) Flashcards

1
Q

Conditionering

A

Het proces waardoor een bestaande reactie verbonden raakt met een nieuwe prikkel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Basisexperiment Pavlov

A

Hij had een hond in een harnas in een afgesloten lokaal met een speekselbuisje in zijn mond. Elke keer voordat hij de hond eten gaf, liet hij een belgeluid afgaan. Kort hierna bood hij het voedsel aan. Hierdoor werd de speekselaanmaak langzaam gelinkt aan het geluid van de bel. Na herhaaldelijk dit te doen, kon hij de hond laten kwijlen bij enkel het horen van de bel. Dit is een geconditioneerde reflex. Dit is klassieke conditionering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Verklaring klassieke conditionering

A

Er is een prikkel die onvoorwaardelijk is met een bepaalde reactie. Dit heten onvoorwaardelijke prikkels en reacties (OP en OR).
De prikkel lokt als natuurlijk gegeven een reactie uit.

Aan de OP werd een Neutrale prikkel (NP) gelinkt, in dit geval het geluid van de bel. Dit zorgt voor een Neutrale reactie (NR), vaak een irrelevante reactie tegenover het experiment.

Na het herhaaldelijk toedienen van de NP bij de OP, verandert er iets. De NP wordt nu een voorwaardelijk prikkel (VP). De VP kan namelijk zonder de OP een voorwaardelijke reactie uitlokken (VR). Zonder het eten kan er speeksel geproduceerd worden door het dier, namelijk bij het horen van de bel. De voorwaarde is dan het horen van de bel, voordat het dier speeksel gaat produceren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Contiguïteit (in context van klassieke conditionering)

A

Een rechtstreekse samenhang tussen twee of meer zaken.

In dit geval het samen optreden van de VP en de OP. Dit zorgt ervoor bij het dier dat er nieuwe verbindingen gevormd worden voor de verwerking van prikkels. Na verloop van tijd kunnen de OP en VP dezelfde reactie uitlokken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Aversieve conditionering

A

Klassieke conditionering, maar dan met de werking van onaangename prikkels. Klassieke conditionering deed dit met aangename prikkels.

Denk aan de proef waarbij kankerpatiënten een bepaalde smaak ijs krijgen voor de chemokuur. Dit creëerde een aversie richting die ijssmaak, omdat er een onaangename prikkel aan verbonden was.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Uitdoving

A

Het over tijd afbreken van de conditionering. Dit kan door de VP, zonder de OP, te herhalen. Zo ontstaat er uitdoving. Het is dus geen passief proces. Aan de basis ligt dat de ervaring van de VP niet meer gevolgd wordt door de OP.

De band tussen beide prikkels wordt onderdrukt door de nieuwe ervaringen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Spontaan herstel

A

Een uitgedoofde VR blijkt na een tijd spontaan weer op te treden zonder dat de associatie tussen VP en OP herbevestigd moet worden.

Ook is dit te zien wanneer je een al eerder geconditioneerde reactie, opnieuw probeert uit te lokken. Het aanleren van de conditionering gaat dan veel sneller.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Prikkelgeneralisatie

A

Een soortgelijke prikkel kan dezelfde reactie, maar dan zwakker uitlokken. Prikkels die op de VP lijken kunnen dus dezelfde reactie uitlokken.

Denk aan de schrikreactie van een witte rat en een wit konijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Prikkeldiscriminatie

A

Het uitdoven van soortgelijke prikkels en zich focussen op één specifieke prikkel om een reactie te krijgen. Je leert prikkels te onderscheiden op basis van de OP, of deze aanwezig is of niet bij de VP.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hogere-orde-conditionering

A

Een nieuwe conditionering die voortbouwt op een bestaande conditionering.

Denk aan een belgeluid en daarboven op nog een lichtflits. VP1 = Belgeluid, VP2 = Lichtflits

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Contingentie en experiment daarbij

A

Hierbij werd een experiment met ratten en schokken en tonen gedaan. Hieruit bleek dat de ratten de VP (de toon) ervaren als een signaal voor het verschijnen van de OP (de schok). Dus in welke mate de VP een goede voorspeller was van de OP.

Wanneer het geen goede voorspeller was, dus wanneer de schok niet altijd kwam met een toon ervoor. In dat geval is de toon geen goede voorspeller van de schok en waren de ratten achteraf ook minder angstig voor het horen van de toon, want de toon is niet sterk gelinkt aan de schok.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Verrassingskarakter

A

Karakter dat let op een opvallende gebeurtenis die de aandacht trekt en maakt het dier van nature alert op alles wat er gebeurt om deze gebeurtenis. Het dier kan dan letten op de samenhangen die de gebeurtenis met zich meebrengt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Verschil VR en OR

A

De VR en OR kunnen net wat in reacties verschillen. Zo brengt de VR (vanuit de bel) ook anticipatie met zich mee, waardoor de hond gaat kwispelen. Dit is een andere reactie dan de OR. Hierbij eet de hond simpelweg zijn voedsel met verhoogde speekselaanmaak. Hier is geen anticipatie of kwispelgedrag.

De VP veroorzaakt een reactie ter voorbereiding op het gedrag wat daarbij komt. Het heet dan ook een voorbereidende gedragsreactie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Associatie tussen prikkels

A

Er vind zich een bepaalde associatie plaats tussen prikkels.

Garcia en Koelling:
Ratten kregen 2 opties om van te drinken, gesuikerd water en water waarbij lichtflitsen kwamen kijken. Ook kregen sommige ratten elektrische schokken en sommige radioactieve straling die voor misselijkheid zorgde.

De ratten met radioactieve straling dronken achteraf minder gesuikerd water, omdat de link tussen misselijkheid en gesuikerd water lag.

De ratten met elektrische schokken dronken achteraf minder water met lichtflitsen, omdat de link tussen elektrische schok en lichtflits lag.

Volgens Seligman kan dit te maken hebben met preparedness. Dit is een soort biologische voorprogrammering in de hersenen. In het geval van ratten kunnen ze heel snel een link leggen tussen voedsel met een bepaalde smaak en geur en braakneigingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Preferentieel leren

A

De voorkeur hebben voor een bepaalde weg in het leren van een ervaring.

Een rat die zich meer steunt op zijn reuk en smaak zal minder snel van het gesuikerde water drinken door de misselijkheid. In tegenstelling zou een dier dat meer visueel is ingesteld zich eerder focussen op de kleur van het drinken en zo de kleur linken aan misselijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly