Klimaatsysteem Flashcards
atmosfeer
Het geheel aan gasvormige stoffen die het vaste en vloeibare deel van de aardkorst omringen (dampkring).
hydrosfeer
Het water op aarde.
lithosfeer
Het buitenste deel van de aarde (aardkorst en mantel)
biosfeer
Het leven op aarde (planten, dieren en mensen).
luchtdruk
De kracht die het gewicht van een kolom lucht op een oppervlak uitoefent.
zonnestelsel
Het geheel van zon, planeten, manen en andere kleinere hemellichamen.
koolstofdioxide
Kleur- en reukloos gas (CO2)
troposfeer
De onderste laag van de atmosfeer, die ongeveer 15 km dik is en waarin zich de meeste gasmoleculen bevinden en waar het weer zich afspeelt.
temperatuurgradiënt
De gemiddelde temperatuurafname van 0,6 graden celcius per 100 meter in de troposfeer. Dit is voor meteorologen een soort standaardwaarde.
ozonlaag
Zone in de stratosfeer op 15 tot 30 km hoogte waar ozon wordt gevormd onder invloed van de voor het leven schadelijke uv-straling van de zon.
albedo
De mate waarin een oppervlak zonne-energie weerkaatst, uitgedrukt in een percentage.
stijgingsregen
Neerslag die ontstaat door een opwarming van het aardoppervlak en de lucht daarboven, bijvoorbeeld rond de evenaar.
stuwingsregen
Neerslag die ontstaat als lucht bij een gebergte gedwongen wordt om op te stijgen.
wind
Verplaatsing van lucht aan het aardoppervlak van een gebied met hoge luchtdruk naar een gebied met lage luchtdruk.
mondiale luchtcirculatie
De grootschalige verplaatsing van lucht in de atmosfeer (grote windsystemen).
hogedrukgebied
Gebied met een hogere luchtdruk aan het aardoppervlak dan in de omgeving (maximum).