Les 1 Flashcards

1
Q

Kunstwerk

A

Materiële conditie en fysieke kenmerken
= Gewoon kijken: hoe groot, met of zonder kader, …

Materiaal & techniek
= 2D of 3D of overige
Geschiedenis
= Keurmerken, afkomstmerken, achterkant
Conditie/ bewaartoestand
Natuurlijke veroudering of menselijke alteraties
Verkleuring of craquelure

Vorm & stijlanalyse
= Vandaag doen we liever met tijdvak (vb vroegmoderne kunst) in plaats van stijl (vb barok).
Stijltermen bedacht door formalisten

Stijlkenmerken om werk te beschrijven:
= Afmetingen, contour, compositie, ruimte, licht, kleur, beweging, standpunt, …

Iconografie
= Wat betekent het?
Beeldbeschrijving adhv literatuur en context

Sacrale iconografie
= Teksten als inspiratie voor kunstwerk
Voorbeeld: Bijbel, apocriefe verhalen (staan niet in Bijbel) en devotionele teksten (= verzameling heiligenlevens)
Profane iconografie
= Wereldlijk
Voorbeeld: Antieke traditie (Ovidius), geschiedenis en embleemboeken (cesare ripa)

Kunstwerk in relatie met andere werken

Voorbereidend werk
= Schetsen, voortekeningen
Beeldtraditie: continuïteit of verandering
= Sommige onderwerpen blijven terugkomen zoals liggend naakt
Hyperrestauratie en vervalsing
= Emile Renders werken kopen & Jef van der Veken hyper restaureren
Vervalsing = Verkocht als origineel

Auteurschap & dateren
= signatuur of monogram MAAR

Niet iedereen doet aan signeren
Kunstenaar of iemand anders kan het ook vervalst hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kunstenaar

A

Vroege kunstgeschiedschrijving = Biografisch —> zo veel over kunstenaar leren
Voorbeeld: Geboorte, milieu, opleiding, sterfdatum, reizen, religie, lichamelijke staat,…

Dit komt terug in primaire en secundaire bronnen
Primair = archief en egodocumetnen, interview, foto, …
Secundair = Biografie, memoires, monografie; …
-> Door wie, wanneer en waarom werd de bron opgesteld? Heel belangrijk want kan invloed hebben op manier van schrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Toeschouwer

A

Hoe het bekijken hangt af van:

Persoonlijke referentiekaders
Vb: sociale klasse, opleiding, esthetisch gevoel, politieke of religieuze overtuiging, …
Voorkennis
Maatschappelijke context
Historische toeschouwer
= Hoe werd kunstwerk ontvangen en gezien in zijn eigen tijdskader?
Opdrachtgever of open markt
Belang van context
Latere toeschouwer
= Hoe gaat normale mens en kunsthistoricus ermee om?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly