les 5 Flashcards

1
Q

oorzaken van orthodontische afwijkingen

A
  • erfelijkheid
  • verkeerde mondgewoontes
  • trauma
  • prematuur verlies van melkelementen
  • agenesie en hyperodontie
  • aangeboren afwijkingen zoals schisis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

verkeerde mondgewoontes

A
  • mondademhaling
  • slikken
  • abnormale tongstand of tongpersen
  • interpositie van de onderlip
  • duimzuigen/fopspeen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

mondademhaling afleren (4)

A
  • door een rietje drinken
  • neuriën
  • snuffelen/ruiken
  • voorwerp tussen de lippen houden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wanneer verandert het infantiel slikpatroon in een volwassen slikpatroon?

A

na doorbraak 1e melkmolaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

abnormale tongstand

A

tong wordt tussen incisieven geplaatst in rust

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

interpositie van de onderlip

A

als de OK naar achter ligt komt de onderlip achter de bovenincisieven –> door de druk van de tong gaan de bovensnijtanden nog meer naar voren staan –> snijtanden zijn gevoelig voor trauma door onvoldoende lipsluiting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

diagnostiek (4)

A
  • anamnese
  • extra-oraal onderzoek
  • mode analyse
  • röntgendiagnostiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

anamnese patiënt (3)

A
  • klacht/wens van de patiënt
  • medische problemen
  • functionele problemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

extra-oraal; bestuderen van (4)

A
  • profiel
  • liprelatie
  • esthetiek
  • functionele problemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat analyseren we bij mode analyse ? (3)-

A
  • occlusie
  • individuele tandstand
  • metingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

orthodontische terminilogie

  • cheilie
  • gnathie
  • genie
  • alveolie/trusie
  • clusie
  • versie
  • gressie
  • rotatie
A
  • cheilie = de lippen
  • gnathie = het basale kaakgedeelte
  • genie = de kin
  • alveolie/trusie = het dento-alveolair gedeelte
  • clusie = toestand van de tandocclusie
  • versie = een kipping van de tanden
  • gressie = een tandverplaatsing parallel met de tandas
  • rotatie = een draaiing van de tand rond zijn as
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

indicaties voor orthodontische behandeling (3)

A
  • psychosociale indicaties
  • medisch tandheelkundig indicaties
  • functionele indicaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

medisch tandheelkundige indicaties voor orthodontie (7)

A
  • cariës
  • parodontale condities
  • impactie
  • risico op trauma
  • tekort aan of verlies van gebitselementen
  • pre-restauratieve behandeling
  • pre- en post chirurgische behandeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

functionele indicaties voor orthodontie (4)

A
  • mondademhaling
  • gestoorde spraak
  • afwijkende gewoontes
  • occlusie stoornissen/dwangbeet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

contra indicaties voor orthodontische behandeling (3)

A
  • psychosociale contra-indicaties
  • medisch- tandheelkundig contra-indicaties
  • functionele contra-indicaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

IOTN- index en waarvoor dient het?

A

index of orthodontic treatment need –> systeem om de noodzaak tot orthodontische behandeling te bepalen

17
Q

PAR- index

A

peer assessment rating index

18
Q

ICON- index

A

index of compexity en orthodontic treatment need

19
Q

2 fases bij orthodontische tandverplaatsing

A
  • katabole fase = botresorptie

- anabole fase = botvorming

20
Q

3 typen botcellen

A
  • osteoblasten
  • osteoclasten
  • osteocyten
21
Q

osteoblasten

A

synthetiseren collagene en niet-collagene eiwitten die de organische botmatrix vormen

22
Q

inactieve osteoblasten

A

cellen die het bot aflijnen, deze zijn inactief totdat groeifactoren of andere anabole stimuli de proliferatie en differentiatie tot kuboïdale osteoblasten gaan induceren

23
Q

osteocyten

A

mature osteoblasten die geïmmoboliseerd zijn in de botmatrix

24
Q

3D-intercellulair netwerk

A

mechanosensor om mechanische krachten te herkennen en dit te signaleren aan osteoclasten –> bot gaat hervormen om aan mechanische krachten te voldoen

25
Q

osteoclasten

A

zorgen voor botresorptie

26
Q

soorten appratuur (5)

A
  • plaat apparatuur
  • functionele apparatuur
  • linguale, palatale en buccalen bogen
  • vaste apparatuur
  • retentie- apparatuur
27
Q

plaat apparatuur 2 gedeeltjes

A
  • passief gedeelte = basisplaat + ankers

- actief gedeelte = actieve draden voor een kippende beweging en evt intrusie

28
Q

2 functionele apparatuur

A
  • activator –> patiënt wordt gedwongen om de OK naar voren te bewegen
  • headgear –> remt groei van de BK en verplaatst de molaren naar D
29
Q

3 soorten van headgear

A
  • cervicaal
  • pariëtaal = high pull
  • combinatie
30
Q

bodily movement

A

volledige verplaatsing van een element

31
Q

3 retentie apparatuur

A
  • retentieplaat
  • invisible retainer
  • retentiespalk
32
Q

poetsmethoden (4)

A
  • charters methode
  • bass methode
  • ragers
  • floss