Les 7 Flashcards
Und was machst du beruflich?
En wat voor werk doe jij?
Beruf
het beroep
Polizist
de (politie)agent
Gärtner
de tuinman
Friseur
de kapper
Lehrerin
de lerares
Sekretärin
de secretaresse
Gemüsehändler
de groenteboer
Kassiererin
de caissiere
Optiker
de opticien
Pfarrer
de dominee
Drehorgelspieler
de orgelman
Fahrradmechaniker
de fietsenmaker
Mitarbeiter / Assistent
de assistent
Lehrer
de leraar
Zeichner
de tekenaar
Maler
de schilder
Verkäufer
de verkoper
Autor
de schrijver
Übersetzer
de vertaler
Buchhalter
de boekhouder
Fahrer
de chauffeur
Masseur
de masseur
Bibliothekar
de bibliothecaris
Mechaniker
de monteur
Krankenpfleger
de verpleegkundige
Beamter
de ambtenaar
arbeitslos
werkloos
arbeitssuchend
werkzoekend
zum ersten Mal
voor het eerst
nämlich
namelijk
an Bord
aan boords
draußen
buiten
darum
daarom
das ist doch gar nicht so schlimm
dat valt wel me (meevalllen)
Gespräch
het gesprek
glücklicherweise
gelukkig
ganztägig
fulltime
teilzeitbeschäftig
parttime
zu Hause
thuis
sehr gut
prima
Fabrik
de fabriek
Geschäft
de winkel
Kaufhaus
het warenhuis
Restaurant
het restaurant
Betrieb, Firma
het bedrijf
Supermarkt
de supermarkt
studieren
studeren
Studium
de studie
Hausmann
de huisman
Busfahrer
de buschauffeur
telefonieren
telefoneren
de e-mail
Brief
de brief
staubsaugen
stofzuigen
halten an der haltestelle
stoppen bij de halte
Rat geben
raad geven
fährt
rijdt (rijden)
die Wäsche besorgen
de was doen
Haushalt führen
het huishouden
Stau
de file
hilft
helpt (helpen)
Hausarbeit
het huiswerk
alle
allemaal
Protokoll
de notulen
saubermachen / putzen
schoonmaken
Kalender
de agenda
Finanzen
de financien
Besucher
de bezoeker
Einkauf
de inkoop
Stellenanzeige
de personeelsadvertentie
sieht, antrifft
tegenkomt (tegenkomen)
Funktion, Tätigkeit
de functie
Bewerbungsart
de sollicitatiewijze
