LP HC 2 Flashcards

1
Q

Triangle model van lezen

A

Plaut et al. stelden dat leren lezen draait om een ‘driehoek’. In die driehoek staan:
* Orthografie – grafische spelling, de letters en tekens die je gebruikt om een woord te vormen
* Fonologie – hoe het woord klinkt, dit gaat dus om de verklaring van de letters
* Semantiek – de betekenis van woorden die gevormd worden door die letters

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Als één van de hoeken van het triangel model wegvalt dan…

A

Kunnen er problemen ontstaan bij het leren lezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoe leren kinderen lezen volgens het triangel model (ook automatisering en woordherkenning benoemen in je antwoord)

A

Kinderen leren lezen doordat ze een koppeling maken tussen de drie ‘hoeken’. Naarmate die koppeling verder ontwikkelt, gaat dit automatisch. Uiteindelijk is er daarom sprake van woordherkenning. Dit betekent dat de koppeling tussen orthografie, fonologie en de semantiek onbewust gemaakt wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is het duaal-route model

A

Colthearts en Castles bouwen verder op het woordherkenningsprincipe. Zij spreken van twee verschillende routes, waarmee mensen lezen.
1. Directe route: er is sprake van woordherkenning.
2. Indirecte route: onbekende woorden en pseudowoorden worden bewust spellend gedecodeerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat gebeurt er in de hersenen tijdens het lezen?
Bij het lezen zijn er drie gebieden in de hersenen van belang:
* Anterior region
* Temporo-parietal (dorsal) region
* Occipito-temporale (ventral)

A
  • Anterior region: fonologie
  • Temporo-parietal (dorsal) region: integratie van orthografie, semantiek en fonologie ( oftewel de indirecte route)
  • Occipito-temporale (ventral) region: woord identificatie ( oftewel de directe route)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat houden de ondersteuningsniveaus van lezen in?

A

De opbouw van de ondersteuningsniveaus (ON) loopt van de school naar specifieke zorg. Er zijn vier ondersteuningsniveaus:
1. Onderwijs in de groep gericht op lezen en spellen
2. Extra aandacht in de vorm van verlengde instructie en begeleide inoefening door de leerkracht in de klas
3. Specifieke interventie op de school, dit kan zowel individueel als in een kleine groep.

Als voorgaande ON allemaal niet helpen en de school tot kan aantonen, komt het kind in aanmerking voor de diagnostiek.
4. Nadat een kind gediagnosticeerd is, krijgt het gespecialiseerde behandeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

definitie van dyslexie

A

Dyslexie is een specifieke leerstoornis die zich kenmerkt door een hardnekkig probleem in het aanleren van accuraat en vlot lezen en/of spellen op woordniveau, dat niet het gevolg is van omgevingsfactoren en/of een lichamelijke, neurologische of algemene verstandelijke beperking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

er bestaan exclusiefactoren van dyslexie.
Wat zijn exclusiefactoren?
Welke exclusiefactoren zijn er voor dyslexie

A

Er bestaan exclusiefactoren: factoren die het moeilijk maken om een diagnose te stellen.
* Verstandelijke beperking
* Doof- en slechthorendheid
* Blind- of slechtziendheid
* Neurologische stoornissen
* Onvoldoende beheersing instructietaal
* Algemene omgevingsfactoren (inadequaat onderwijs)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is een kanttekening bij een migratieachtergrond en exclusiefactoren

A

Kanttekening: migratieachtergrond is geen exclusiefactor voor dyslexie. Het niet (goed) spreken van de taal waarin de instructie voor het leren lezen wordt gegeven is dat echter wel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is Protocol dyslexie en behandeling 3.0 (PDDB versie 3.0)

A

Sinds januari 2022 wordt het Protocol dyslexie en behandeling 3.0 (PDDB versie 3.0) gehanteerd bij het stellen van een diagnose dyslexie. Vanaf deze versie is comorbiditeit ook meegenomen in het stellen van de diagnose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wanneer krijgen kinderen toegang tot de vergoede dyslexiezorg?

A

Kinderen die bij het woordlezen scoren onder de 6,7%, krijgen toegang tot de vergoede dyslexiezorg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wanneer krijgt een kind geen toegang tot de vergoede dyslexiezorg maar heeft het kind (waarschijnlijk) wel dyslexie?

A

Kinderen die bij het woordlezen tussen de 6,7% en de 10% scoren, krijgen geen toegang tot de vergoede dyslexiezorg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is ernstige dyslexie?

A

Er zijn geen twee soorten dyslexie, de benaming ernstige dyslexie betekent alleen dat je toegang hebt tot de vergoede zorg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wanneer komt een kind in aanmerking voor diagnostiek?

A

Als alle voorgaande ON (1,2,3) niet helpen en de school tot kan aantonen, komt het kind in aanmerking voor de diagnostiek. Nadat een kind gediagnosticeerd is, krijgt het gespecialiseerde behandeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

om de ernst van de situatie aan te tonen en om in aanmerking te komen voor de VERGOEDE diagnostiek, moeten er een aantal dingen worden aangetoond

A

Om de ernst van de situatie aan te kunnen tonen, moet de leerling drie keer op rij bij de laagste 10% van de CITO-scores zitten. Daarover moet de school dan een schooldossier opbouwen en deze doorsturen naar de regionale poortwachter. Als de poortwachter goedkeurig geeft, heeft de leerling recht op de vergoede diagnostiek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de school moet een schooldossier opbouwen en deze doorsturen naar de regionale poortwachter. waaruit bestaat dit dossier?

A

Dit dossier bestaat uit evidentie voor ernst, hardnekkigheid, specificiteit en kwaliteit en kwantiteit op ondersteuningsniveaus 1,2,3.

17
Q

waar gaat de classificerende diagnostiek over

A

De classificerende diagnostiek gaat over de ernst, hardnekkigheid en specificiteit van de lees- en spellingsproblemen.

18
Q

de ernst van dyslexie kan op drie manieren worden vastgesteld (classificerende diagnostiek)

A

zie samenvatting, ingewikkeld

19
Q

wat heb je nodig om de hardnekkigheid aan te tonen van dyslexie (classificerende diagnostiek)

A

Om de hardnekkigheid aan te kunnen tonen heb je de dossieropbouw van school nodig, je kunt hardnekkigheid namelijk alleen over een langere periode aantonen. De hardnekkigheid wordt vastgesteld bij een combinatie van adequaat onderzoek op ON1 en N2, een half jaar specifiek afgestemde interventie op ON3 en drie opeenvolgende meetmomenten behoren tot de zwakste 10% vlot lezen van losse woorden, ondanks geboden gerichte extra ondersteuning.

20
Q

na de classificatie van de diagnose is er mogelijk toegang tot…

A

de verdiepende diagnostiek

21
Q

verdiepende diagnostiek

A

Bij deze vorm ga je kijken naar de belemmerende en beschermende factoren van het kind. Deze spelen namelijk een rol bij het ontstaan en in stand houden van het probleem.

22
Q

bij de verdiepende diagnostiek is er onderscheid tussen verschillende onderdelen

A
  • Onderdelen die getest moeten worden (fonologisch-orthografische verwerkingsprocessen: bestaan uit foneem bewustzijn, snel serieel benoemen van letters en cijfers en grafeem-foneem associatie).
  • Onderdelen die getest mogen worden (intelligentie, taalverwerking, aandachts- en gedragsproblemen, executieve functies, zelfbeeld, motivatie en sociaal emotioneel functioneren.
     Deze domeinen kunnen uitgevraagd worden zodat de behandeling kan worden aangepast op de capaciteiten van het kind.
23
Q

soms gaat er iets mis in de cognitie waardoor iemand dyslexie kan hebben. deze cognitieve oorzaken kunnen zijn:

A
  • Een deficit (fout) in de verwerking van fonologische informatie (komt het meeste voor)
     Aanleren van letter-klank associaties
     Letter-klank associaties efficiënt verwerken
     Visuele aandachtsspanne
  • Fonemische bewustzijn: vermogen om klanken te detecteren en te manipuleren in gesproken woorden
  • Benoemsnelheid (RAN)
24
Q

raamwerk van Morton

A

Morton beoogt met zijn raamwerk te verduidelijken dat de omgeving interacteert met verschillende aspecten met betrekking tot leerproblemen.