MB HC 2 BS4 Flashcards
wat is de functie van de circulatie
uitwisseling van stoffen (O2 en CO2) en handhaving homeostase
wat is de grote en kleine bloedsomploop
klein = rechterkant hart –> longen –> linkerkant hart
groot = linkerkant aorta –> naar hele lichaam
wat voor soorten bloedvaten zijn er
arteriën = slagaders
ateriolen = kleine slagaders
capillairen netwerk = haarvaten
venulen = kleine aders
venen = aders
wat is de bouw van bloedvaten
- tunica interna = epitheel laag
- tunica media = spierwand
- tunica externa = bindweefsel stevigheid
vertel wat over de elasticiteit van arteriën
= bepalen bloeddruk
- kracht die bloed uitoefent op bloedvatwand.
- hoe elastischer, hoe lager de bloeddruk
- hoe verder weg bij het hart, hoe lager de bloeddruk
hoe stroomt bloed terug
- kleppen
- spierpomp
- hartpomp
- adempomp
- arteriële pomp
vertel wt over de spierlaag van arteriën
= spierlaag voor bloedregulatie
- samenknijpen = vasoconstrictie = minder bloedstroming = bloeddruk omhoog
- verwijden = vasodilatie = meer bloed ernaartoe = bloeddruk omlaag
vertel wat over de kleine bloedsomloop
Rechter atria –> rechterventrikel–> arteria pulmonales –> longen –> venae pulmonales –> linker atrium –> linkerventrikel –> vena cava superior/inferior
vertel wat over de lagen van de hartwand
- endocard = epitheel = bescherming
- myocard = hartspierweefsel
- epicard + pericard = hartzakje
waarvoor is het vocht tussen de epicard en de pericard
zo kan het hart kloppen zonder weerstand
leg het PQRST-complex uit
P-top = samentrekken van de boezems = depolarisatie boezemspier
PQ-segment = vertraagde prikkelgeleiding naar AV-knoop QRS-complex = samentrekken van de hartkamers = depolarisatie kamerspier ST-segment = wegebben prikkel ventrikel = T-top = rust van de hartspier = repolarisatie kamerspier
op welke manieren kan het hartritme worden aangepast
- parasympathicus = acetylcholine = vertraging
- sympathicus = noradrenaline = verhoging
- hormonaal = noradrenaline
welke 2 dingen bepalen de bloeddruk
= systole (contractie) en diastole (ontspanning)
waar is de bloeddruk afhankelijk van
vullingstoestand, elasticiteit vaten, cardiac output, perifere weerstand
wat beïnvloedt de bloeddruk
autonome regulatie, neurale regulatie, hormonale regulatie