Meer = meer Flashcards

1
Q

Waar is een bulbaire dysartrie gelokaliseerd?

A

In het perifeer motorisch neuron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar is een pseudobulbaire dysartrie gelokaliseerd?

A

Bilaterale piramidebaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is kenmerkend voor een cerebellaire dysartrie?

A

Wisselingen in toonhoogte en stemvolume

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is kenmerken voor een bulbaire dysartrie?

A
  • Spierzwakte
  • Nasale spraak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is kenmerkend voor een pseudobulbaire dysartrie?

A
  • Gestoorde tongmotoriek
  • vaak dwanglachen/huilen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat in kenmerkend voor een extra-piramidale dysartrie?

A

Hypokinetisch:
- zacht praten
- monotoom
Hyperkinetisch:
- uitschieters in volume

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kenmerkend voor Broca-afasie?

A
  • hakkelende spraak
  • agrammatisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Kenmerkend Wernicke-afasie?

A
  • Taalbegrip gestoord
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kenmerken Amnestische afasie

A
  • woordvindproblemen
  • gestoorde zinsherhaling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kenmerken Globale afasie

A
  • Vrijwel mutistisch
  • Fors gestoord taalgebrip
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een semantische parafasie en wat is een fonematische parafasie?

A

Semantisch: woord qua betekenis verwant (kat ipv hond)
Fonematisch: klank verwisselen (beger ipv bever)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een zeer kenmerkend verschil tussen wernicke en broca afasie?

A

Bij Wernicke afasie is de spraak vloeiend en bij Broca hakkelend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Kenmerken van Psychopathie?

A
  • onoprechte vriendelijkheid
  • oppervlakkig affect
  • egocentriciteit
  • gebrek aan schuldgevoel
  • gebrek aan empathie
  • schuld buiten zichzelf plaatsen
  • geringe angst
  • grote stressbestendigheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar wordt goede pijn verwerkt en waar slechte pijn?

A

Goed: somatosensibele cortex
Slecht: anterieure gyrus cinguli, insula, amygdala

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het antidotum tegen een overdosis aan benzodiazepines?

A

Flumazenil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke 3 externaliserende/disruptieve gedragsstoornissen zijn er?

A
  • ODD - opositional defiant disorder
  • CD - Conduct disorder/normoverschrijdend-gedragsstoornis
  • DMDD: disruptieve stemmingsdisregulatiestoornis
17
Q

Wat wordt er bedoeld met proactieve en reactieve agresssie?

A

Proactief: gepland, minder emotioneel
Reactief: gedreven vanuit emotie als reactie ergens op, vooral een gebrek aan control

18
Q

Kenmerken oppositionele opstandige stoornis?

A
  • boze/prikkelbare stemming
  • ruziezoekend
  • wraakzucht
  • verstoring gaat samen met lijdensdruk bij persoon zelf of betrokkene
19
Q

Kenmerken normoverschrijdende gedragsstoornis?

A
  • grondrechten van anderen of maatschappelijke normen worden geschonden
  • gedragsstoornis veroorzaakt klinisch significante beperking
  • indien >18: niet voldoen aan antipersoonlijkheidsstoornis
20
Q

Kenmerken DMDD?

A
  • Ernstige recidiverende driftbuien die disproportioneel zijn
  • driftbuien komen niet overeen met het ontwikkelingsniveau
  • > 3x per week driftbuien
  • stemming tussen driftbuien is prikkelbaar/boos
  • symptomen langer dan een jaar en minder dan 3 mndn symptoomvrij
21
Q

Gunstige factoren voor gedragsstoornissen?

A
  • sterke band met familie
  • oudste kind
    -intelligent
  • betere hechting
  • angstig (voorkomt delinquent)
22
Q

Ongunstige factoren gedragsstoornissen?

A
  • vroege aanvangsleeftijd
  • meerdere gedragsproblemen
  • probleemgedrag in verschillende situaties
  • fysieke agressie
    • ADHD
  • lage intelligentie
  • kenmerken apathie
  • man
23
Q

Welke 3 persoonlijkheidsstoornissen vallen in cluster A?

A
  • Paranoïde
  • Schizoïde
  • Schizotypisch
24
Q

Welke 4 persoonlijkheidsstoornissen vallen in cluster B?

A
  • Antisociaal
  • Borderline
  • Theatraal/historionisch
  • Narcistisch
25
Q

Welke 3 persoonlijkheidsstoornissen vallen in cluster C?

A
  • Ontwijkend/vermijdend
  • Afhankelijk
  • Obsessief-compulsieve
26
Q

Welke vezels zijn wel gemineraliseerd en welke niet? C/Adelta

A

Wel: Adelta
Niet: C

27
Q

Via welke vezels gaat kou en welke hitte?

A

Kou: Adelta
Hitte: C

28
Q

Wat is Hyperalgesie?

A

Hyperalgesie is de verhoogde pijnperceptie op een PIJNLIJKE prikkel

29
Q

Wat is Allodynie

A

Pijnlijke perceptie van een normaal NIET pijnlijke prikkel

30
Q

Noem 6 kenmerken van sensitisatie in de dorsale hoorn

A
  1. sensitisatie is een vorm van plasticiteit
  2. Inductie door langdurige prikkeling
  3. Betrokkenheid van NMDA receptoren, neuropeptiden en groeifactoren
  4. blijft (veel) langer bestaan dan inductieprikkel
  5. NIET permanent
  6. ligt ten grondslag aan hyperalgesie en allodynie
31
Q

Waarom kan een neuroom zo veel pijn geven?

A
  • Veel Na-kanalen –> snel depolarisatie
  • Vezels in een neuroom prikkelen elkaar
  • Ectopische impuls generatie, zowel spontaan als door prikkeling
32
Q

Welke pijnvezels gaan vooral naar de somatosensibele schors en welke naar de insula en welke naar de gyrus cinguli?

A

a-Delta vezels: somatosensibel
C-vezels: insula + gyrus cinguli

33
Q

Waarom werkt de Wim Hof methode voor het verminderen van pijnsensatie?

A

Door het vrijkomen van epinephrine en norepinephrine, vooral in de locus coerulus