Mission 2 - Verbes Flashcards
1
Q
Tonen, afficheren
A
Afficher
2
Q
Handelen
Je moet niet teveel nadenken, je moet handelen
A
agir
Il ne faut pas trop réfléchir, il faut agir
3
Q
decoreren
A
décorer
4
Q
verplaatsen
A
déplacer
5
Q
(zich) opstapelen
de kartonnen dozen beginnen zich op te stapelen
A
(s’) empiler
les cartons commencent a s’empiler
6
Q
aankleden
de kamer aankleden met decoratieve elementen
A
habiller
habiller la chambre avec des éléments décoratifs
7
Q
investeren
A
investir
8
Q
schilderen
A
peindre
9
Q
lijken op elkaar
A
se ressembler