Mission 2 - vocabulaire Flashcards
1
Q
spullen
Ik ga mijn spullen opruimen.
A
des affaires (f) Je vais ranger mes affaires
2
Q
een affiche
A
un affiche
3
Q
een balkon
Ons appartement heeft een klein balkon gericht op het zuiden
A
un balcon
Notre appartement a un petit balcon exposé au sud
4
Q
een dressoir (= een lange kast)
A
le buffet
5
Q
een zetel
A
le canapé
6
Q
een bibliotheek, een boekenkast
A
une bibliothèque
7
Q
een kussen
A
un coussin
8
Q
een deken
A
une couverture
9
Q
de decoratie
A
la décoration
10
Q
een plaats, een ruimte
A
un endroit
11
Q
een ontspanningsruimte
A
une espace de détente
12
Q
een armstoel (zeteltje)
A
un fauteuil
13
Q
een ogenblik
A
un instant
14
Q
een investering
A
un investissement
15
Q
de schemerlamp
A
le lampadaire