Naamvallen Flashcards by M Ahmed | Brainscape

Q

Onderwerp

A

1e naamval

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Koppel werkwoord

A

1e naamval

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Meewerkend voorwerp

A

3e naamval

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Wo / Wann (waar / wanneer)

A

3e naamval

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Lijdend voorwerp

A

4e naamval

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Tijdsbepaling

A

4e naamval

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

aus

A

3e naamval (uit)

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

außer

A

3e naamval (behalve)

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

bei

A

3e naamval (bij)

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

entgegen

A

3e naamval (tegemoet)

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

gegenüber

A

3e naamval (tegenover)

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

mit

A

3e naamval (met)

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

nach

A

3e naamval (na / naar)

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

seit

A

3e naamval (sinds)

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

von

A

3e naamval (van / door)

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

zu

A

3e naamval (naar / bij)

Q

an…vorbei

A

3e naamval (langs)

Q

3e naamval voorzetsels

A

aus (uit)
außer (behalve)
bei (bij)
entgegen (tegemoet)
gegenüber (tegenover)
mit (met)
nach (na / naar)
seit (sinds)
von (van / door)
zu (naar / bij)
an…vorbei (langs)

Q

bis

A

4e naamval (tot)

Q

entlang

A

4e naamval (lang)

Q

für

A

4e naamval (voor)

Q

gegen

A

4e naamval (tegen)

Q

ohne

A

4e naamval (zonder)

Q

um

A

4e naamval (om)

Q

durch

A

4e naamval (door)

Q

4e naamval

A

1.bis (tot)
2. entlang (langs)
3. für (voor)
4. gegen (tegen)
5. ohne (zonder)
6. um (om)
7. durch (door)

Q

an

A

keuze voorzetsel (aan / op)

Q

auf

A

keuze voorzetsel (op)

Q

hinter

A

keuze voorzetsel (achter)

Q

in

A

keuze voorzetsel (in / naar (/over))

Q

neben

A

keuze voorzetsel (naast)

Q

über

A

keuze voorzetsel (over / boven)

Q

unter

A

keuze voorzetsel (onder)

Q

vor

A

keuze voorzetsel (voor)

Q

zwischen

A

keuze voorzetsel (tussen)

Q

keuze voorzetsel

A

an
auf
hinter
in
neben
über
unter
vor
zwischen

Q

7/2 regel

A

auf / über = 4e naamval.
De rest is 3e naamval

Q

ergens is

A

3e naamval

Q

is er nog niet

A

4e naamval