Nederlands: taalbeschouwing- samenstellingen en afleidingen vormen van grondwoorden Flashcards

1
Q

Noteer van elke samenstelling beide grondwoorden en schrijf er het juiste cijfer voor:

  1. voor samenstellingen met zelfstandige naamwoorden;
  2. voor samenstellingen met als eerste deel een bijvoeglijk naamwoord;
  3. voor samenstellingen met anderstaligdelen;
  4. voor samenstellingen met een afkorting;

webshop

A
  • web
  • shop
  • 3
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noteer van elke samenstelling beide grondwoorden en schrijf er het juiste cijfer voor:

  1. voor samenstellingen met zelfstandige naamwoorden;
  2. voor samenstellingen met als eerste deel een bijvoeglijk naamwoord;
  3. voor samenstellingen met anderstaligdelen;
  4. voor samenstellingen met een afkorting;

ledscherm

A
  • led
  • scherm
  • 3
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noteer van elke samenstelling beide grondwoorden en schrijf er het juiste cijfer voor:

  1. voor samenstellingen met zelfstandige naamwoorden;
  2. voor samenstellingen met als eerste deel een bijvoeglijk naamwoord;
  3. voor samenstellingen met anderstaligdelen;
  4. voor samenstellingen met een afkorting;

beeldkwaliteit

A
  • beeld
  • kwaliteit
  • 1
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noteer van elke samenstelling beide grondwoorden en schrijf er het juiste cijfer voor:

  1. voor samenstellingen met zelfstandige naamwoorden;
  2. voor samenstellingen met als eerste deel een bijvoeglijk naamwoord;
  3. voor samenstellingen met anderstaligdelen;
  4. voor samenstellingen met een afkorting;

mp3-speler

A
  • mp3
  • speler
    *4
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noteer van elke samenstelling beide grondwoorden en schrijf er het juiste cijfer voor:

  1. voor samenstellingen met zelfstandige naamwoorden;
  2. voor samenstellingen met als eerste deel een bijvoeglijk naamwoord;
  3. voor samenstellingen met anderstaligdelen;
  4. voor samenstellingen met een afkorting;

geheugenkaart

A
  • geheugen
  • kaart
  • 1
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noteer van elke samenstelling beide grondwoorden en schrijf er het juiste cijfer voor:

  1. voor samenstellingen met zelfstandige naamwoorden;
  2. voor samenstellingen met als eerste deel een bijvoeglijk naamwoord;
  3. voor samenstellingen met anderstaligdelen;
  4. voor samenstellingen met een afkorting;

breedband

A
  • breed
  • band
  • 2
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noteer van elke samenstelling beide grondwoorden en schrijf er het juiste cijfer voor:

  1. voor samenstellingen met zelfstandige naamwoorden;
  2. voor samenstellingen met als eerste deel een bijvoeglijk naamwoord;
  3. voor samenstellingen met anderstaligdelen;
  4. voor samenstellingen met een afkorting;

frisdrank

A
  • fris
  • drank
  • 2
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noteer van elke samenstelling beide grondwoorden en schrijf er het juiste cijfer voor:

  1. voor samenstellingen met zelfstandige naamwoorden;
  2. voor samenstellingen met als eerste deel een bijvoeglijk naamwoord;
  3. voor samenstellingen met anderstaligdelen;
  4. voor samenstellingen met een afkorting;

snelweg

A
  • snel
  • weg
  • 2
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Noteer van elke samenstelling beide grondwoorden en schrijf er het juiste cijfer voor:

  1. voor samenstellingen met zelfstandige naamwoorden;
  2. voor samenstellingen met als eerste deel een bijvoeglijk naamwoord;
  3. voor samenstellingen met anderstaligdelen;
  4. voor samenstellingen met een afkorting;

dvd-hoes

A
  • dvd
  • hoes
  • 4
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noteer van elke samenstelling beide grondwoorden en schrijf er het juiste cijfer voor:

  1. voor samenstellingen met zelfstandige naamwoorden;
  2. voor samenstellingen met als eerste deel een bijvoeglijk naamwoord;
  3. voor samenstellingen met anderstaligdelen;
  4. voor samenstellingen met een afkorting;

lowbudgetfilm

A
  • low
  • budgetfilm
  • 3
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noteer van elke samenstelling beide grondwoorden en schrijf er het juiste cijfer voor:

  1. voor samenstellingen met zelfstandige naamwoorden;
  2. voor samenstellingen met als eerste deel een bijvoeglijk naamwoord;
  3. voor samenstellingen met anderstaligdelen;
  4. voor samenstellingen met een afkorting;

flatscreentelevisie

A
  • flatscreen
  • televisie
  • 3
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly