OB-GYN Flashcards

1
Q

(1) cellen produceren bij de man testosteron. Deze worden gestimuleerd door (2; stof). De (3) ondersteunen de sperma productie. Deze worden gestimuleerd door (4; stof)

A

1= Leydig
2= LH
3= Sertoli
4= FSH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bij een embryo heb je de buis van Wolff en de buis van Muller. Afhankelijk van het geslacht van het embryo atroferen of blijven deze.

Hoe?

A

Wolff: blijft bij man
Muller: blijft bij vrouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Een vrouw ovuleert na (1) in de cyclus. De hormonen die dan pieken zijn (2), terwijl (3; hormoon) af neemt.

A

1= 14
2= LH, FSH
3= Oestriodol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

In de menopauze en erna is er een (hoog/laag) oestrogeen en een (hoog/laag) progesteron.

De FSH is dan (hoog/laag) en LH (hoog/laag)

A

1= hoog
2= laag
3= hoog
4= laag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Een XXY genotype noemen we (1). Een X0 genotype noemen we (2).

A

1= Kinefelter syndroom
2= Turner syndroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly