onderzoek en bronnen Flashcards

1
Q

EBP voluit

A

evidence-based practice

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waarom is wetenschappelijk onderzoek nodig? (3)

A
  1. voor kwalitatief goede zorg
  2. om theoretisch te onderbouwen waarom je iets doet
  3. juridische aansprakelijkheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

componenten EBP

A
  1. wetenschappelijk bewijs (evidence)
  2. klinische expertise vd behandelaar
  3. wensen en ervaringen v patient
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

definitie EBP

A

zoektocht naar bewijs om het klinisch handelen te onderbouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

kenmerken wetenschappelijk onderzoek(3)

A
  1. moet systematisch worden uitgevoerd
  2. er moet een bepaalde vorm van controle zijn
  3. het moet generaliseerbaar zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

doelen v onderzoek (4)

A
  1. omschrijven v een bepaalde problematiek
  2. exploratie (relaties, niet perse causaal)
  3. verklaren (van verbanden)
  4. toetsend onderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

algemeen doel v onderzoek

A

kennis verwerven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

definieer descriptief onderzoek

A

onderzoek dat bepaald probleem/fenomeen beschrijft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

beperkingen v onderzoek (7)

A
  1. tijd
  2. budget
  3. grootte v onderzoeksgroep (representatief)
  4. ethische en morele beperkingen
  5. complexiteit vd mens (gedrag, houding)
  6. methode v meten (alles moet gestandariseerd zijn)
  7. controlegroep
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

RCT definintie (Eng + NL)

A
  • randomized clinical trial
  • randomixed controlled trial
  • gerandomiseerde gecontroleerde klinische studie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

randomisatie

A

wanneer mensen bij een onderzoek willekeurig worden ingedeeld in controlegroep of interventiegroep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

bronnen =

A

documentaties of publicaties die je raadpleegt tijdens het zoeken naar informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

gedrukte bronnen =

A

boek, artikel in wetenschappelijk tijdschrift

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

voordeel gedrukte bronnen

A

bewaarbaar, achteraf oorspronkelijke vorm raadpleegbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

niet-gedrukte bronnen=

A

digitale bronnen, video, webpagina, mail, blog etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

nadeel niet-gedrukte bronnen

A
  • vluchtig

- eenvoudig te veranderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

dagblad =

A

bron die dagelijks verschijnt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

tijdschrift =

A
bron die (twee)wekelijks, maandelijks of (half)jaarlijks verschijnt 
= journal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

tijdschriften worden ingedeeld op

A
  • jaargang
  • volumenummer (=jaargang, vb. 63e)
  • issuenummer; nr binnen volume
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

boeken=

A

bronnen die eenmalig gepubliceerd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

voordeel en nadeel v boeken

A
voordeel= grondiger en gedetailleerder beschreven
nadeel= productie duurt lang, info minder actueel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

verzamelwerken=

A

eenmalige publicatie, verschillende auteurs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

encyclopedieën =

A

verzamelwerken afgestemd op algemene kennis of bepaald deel ervan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

wat wordt er beschreven in een handboek?

A

(deel van) een wetenschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

monografie

A

bron die beperkt onderwerp op zeer grondige wijze beschrjft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

primaire bronnen=

A

wetenschappelijke bronnen die nog het originele materiaal bevatten die nog door niemand samengevat of geïnterpreteerd werd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

secundaire bronnen =

A

primaire publicaties geëvalueerd, geïnterpreteerd of samengevat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

literaire bronnen =

A

alles wat over een bepaald onderwerp of vakgebied beschreven is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

statische bronnen =

A

bevatten kwantitatieve gegevens, cijfermateriaal in de vorm v een tabel of grafiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

overheidspublicaties =

A

publicaties die uitgaan van één of andere overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

conventionele literatuur

A

literatuur identificeerbaar dmv unieke code (ISBN, ISSN)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

ISBN

A

= international standaard boek nummer

= identificatie voor boeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

ISSN

A

= internationaal standaard serieel nummer

= identificatie voor tijdschriften

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

onconventionele literatuur

A

niet-identificeerbare literatuur, ‘grijze literatuur’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

DOI

A

= digital object identifier

= uniek en blijvend identificatie nummer voor internet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

uit welke 2 delen bestaat een DOI code

A
  1. databanknummer dat verwijst naar uitgever

2. naam v tijdschrift + jaargang + artikelnummer

37
Q

Kwaliteitscriteria voor websites (6)

A
  1. geldigheid
  2. actualiteit
  3. accuraatheid
  4. status
  5. volledigheid
  6. dekking
38
Q

HON =

A

= Health on the Net Foundation

= kwaliteitslabel websites gebied v gezondheidszorg

39
Q

HON principes

A
  1. deskundigheid
  2. aanvullende informatie (vervangt niet contact pat-beh)
  3. privacywetgeving
  4. attributie (bronnen zoveel mogelijk bekend maken)
  5. rechtvaardigheid (producten)
  6. toegankelijkheid
  7. financiering
  8. openheid in advertentie-/redactioneel beleid
40
Q

peer-review-systeem =

A

methode om de kwaliteit van (geschreven) werk te verbeteren, verifiëren of controleren door kritische blik v een aantal gelijken (meestal vakmensen)

41
Q

kenmerken verloop peer-review proces (3)

A
  1. anonieme reviewers
  2. verschillende rondes (kritiek-corrigeren)
  3. accepted, revision, declined (minor, major)
42
Q

welke kritiek is er op peer-review-systeem

A
  1. falen v anonimisering
  2. reviewer conserveren eigen vakgebied
  3. geloofwaardigheid nieuwe publicaties in twijfel om carrièrekansen te vergroten
43
Q

waarom is er vaak maar een kleine groep reviewers bij het peer-review systeem

A

omdat er meestal maar een kleine groep individuen de peer-review kan verrichten door vergaande specialisatie

44
Q

wat betekent funded by

A

sponsors die hebben meegewerkt aan een onderzoek

45
Q

definitie impactfactor =

A

= kwantitatief middel om wetenschappelijke tijdschriften te rangschikken en te evalueren

46
Q

wat wil een hoge impactfactor zeggen?

A

het wetenschappelijk tijdschrift wordt veel gelezen en geciteerd

47
Q

wat kunnen we met de impactfactor berekenen?

A

de frequentie waarmee een gemiddeld artikel in een wetenschappelijk tijdschrift wordt geciteerd in een bepaald jaar

48
Q

hoe berekenen we de impactfactor?

A

aantal citaties in jaar X (naar artikels die in de voorbije 2 jaar zijn gepubliceerd in Y) /
totaal aantal artikels vd voorbije 2 jaar in tijdschrift Y

49
Q

definitie cited half life

A

maat voor de tijd waarin naar artikels uit een tijdschrift wordt verwezen (mediaan gekozen)

50
Q

definitie immediacy index

A

maat voor de snelheid v verwijzen naar artikels in een tijdschrift

51
Q

hoe berekenen we de immediacy index?

A

n verwijzingen/ n artikels

52
Q

defintie Hirsch-index

A

een wetenschapper heeft index h, als h van zijn N publicaties minstens h keer geciteerd worden (terwijl geen van de overige N-h publicaties meer dan h keer geciteerd wordt)

53
Q

wat vertelt een h-index van 50

A

Een h-index van 50 vertelt ons dat een onderzoeker minimaal 50 artikelen schreef die elk minstens 50 keer geciteerd zijn

54
Q

encarta =

A

onlince encyclopedie, niet gratis

55
Q

wiki =

A

een open website waarin iedereen zijn beschrijving vh onderwerp kan invullen/bewerken

56
Q

waarom mag je wiki(pedia) nooit gebruiken als bron bij papers etc?

A

omdat de wetenschappelijke correctheid niet gegarandeerd kan worden

57
Q

hoe zoek je een woordengroep in een bepaalde volgorde?

A

door het tussen aanhalingstekens te plaatsen ‘’ ‘’

58
Q

waar kun je op zoeken als je alleen een deel vh woord weer?

A

het gekende stuk vervolgen met een asterisk *

59
Q

waar kun je op zoeken als je twijfelt over de spelling v een woord?

A

een letter vervangen door een vraagteken (par?

60
Q

boleaanse op. AND =

A

+ geeft alleen resultaten waar beide zoektermen in staan

61
Q

boleaanse op. OR =

A

l geeft resultaten waarin tenminste 1 van de ingegeven zoektermen instaat

62
Q

boleense op. NOT =

A
  • geeft alleen resultaten weer waar de andere trefwoorden niet instaan
63
Q

wat kun je gebruiken om zoekacties te vergroten(5)

A
  1. naar het Engels vertalen
  2. synoniemen
  3. verwante termen
  4. spellingsvarianten
  5. afkortingen
64
Q

PICO methode

A
manier om onderzoeksvraag op te stellen/ analyseren
P = patient, population, problem
I = intervention
C= comparison
O= outcome
65
Q

DDO methode

A

manier om onderzoeksvraag op te stellen/ analyseren
D = Domein (patient, ziekte)
D = Determinant (behandeling)
O = Outcome (effect)

66
Q

2 nadelen peer-review systeem

A
  1. experts blijven in hun eigen ideeën vastzitten

2. dient anoniem verdeelt te worden over experts maar is vaak zo specifiek dat dit niet lukt

67
Q

MeSH-terms

A

= Medical Subject Headings

= bestaande woordenlijst met hoofdkernwoorden

68
Q

2 delen vd mesh-terms lijst

A
  1. alfabetische lijst v trefwoorden met verwijzingen

2. hierarchisch opgestelde lijst v dezelfde termen in systematisch verband

69
Q

redenen om MeSH terms te gebruiken (3)

A
  1. om synoniemen en woordvarianten op te zoeken
  2. om trefwoord in een breder kader te plaatsen
  3. onderwerp preciseren door andere termen te gebruiken
70
Q

Major MeSH terms :

A

indexeren inhoudelijke zwaartepunten

71
Q

Minor MeSH terms:

A

geven aan waarover het artikel slechts sporadisch/ occasioneel handelt

72
Q

verschil mediatheek - biblliotheek

A

mediatheek heeft vaak ook audiovisueel materiaal

73
Q

withdrawal =

A

terugtrekken uit publicatie (vaak ivm wetenschapsfraude)

74
Q

zoekmethoden (2)

A
  1. sneeuwbalmethode

2. systematische methode

75
Q

sneeuwbalmethode =

A

Zoeken door 1 publicatie als uitganspunt te nemen.
Hiervan de literatuurlijst bekijken voor relevante publicaties
= Tijdrovend

76
Q

systematische zoekmethode =

A

dmv. trefwoorden

77
Q

aanvullende zoekfilters

A
  • bepaalde auteurs
  • bepaald tijdschrift
  • jaargang
  • taal
  • publicatietype
78
Q

open acces =

A

vrije toegang van digitale informatiebronnen (gratis)

79
Q

repository =

A

digitale plaats waar gegevens en data opgeslagen is, voor iedereen vrij toegankelijk

80
Q

voordelen open acces (5)

A
  1. wereldwijde verspreiding
  2. geen beperking door budget school/land
  3. vergemakkelijkt zoeken en meta-analyse
  4. geen speciale toegang nodig
  5. citatie-impact v open-acces artikels is groter
81
Q

meta-analyse =

A

nieuwe onderzoeken en resulterende cijfers betrouwbaar samengevat

82
Q

wanneer stop je met zoeken? (3)

A
  1. afhankelijk v probleemstelling en factoren
  2. elk boek/ elke index vermeldt hetzelfde
  3. telkens verwijzingen naar dezelfde belangrijke bronnen
83
Q

wanneer verwijzen naar literatuur?

A
  1. bij letterlijk overnemen (citeren)

2. bij stukken die je nodig hebt voor onderbouwing (refereren)

84
Q

wat vermelden in literatuurlijst? (4)

A
  1. naam auteur (+ initialen)
  2. volledige titel
  3. boeken = plaats en jaar v uitgave
  4. tijdschriften = jaar uitgave, jaargang, paginanr, uitgever
    (artikels uit verzamelbundels apart vermelden)
85
Q

wanneer schrijf je et all (e.a.)

A

bij meer dan 3 auteurs

86
Q

3 verschillende notatiesystemen

A
  1. vancouver stijl
  2. harvard stijl
  3. APA stijl
87
Q

Opsomming Vancouverstijl

A

[auteurs]. [titel]. [tijdschrift] [publicatiejaar], [volume] ([issue-nr]): [beginpagina]-[eindpagina].

88
Q

notatiesysteem elektrische bronnen (8)

A
  1. auteur
  2. titel
  3. titel medium (naam tijdschrift, type medium) (online)
  4. jaar v publicatie
  5. bezocht op:
  6. volumenr
  7. # pagina’s
  8. beschikbaar op: URL