PD 1 - Epileptische aanvallen Flashcards
Wat moet je altijd beschrijven tijdens een epileptische aanval
- Bewustzijn/gewaarwording
- Motorische verschijnselen
Wat moet je het liefst altijd beschrijven tijdens een epileptische aanval
- Autonome verschijnselen: verkleuren, zweten, hartslag
- Postictale verschijnselen; vermoeidheid, uitvalsverschijnselen
Wat wil je beschrijven zo mogelijk
- Sensorische verschijnselen
- Emotionele verschijnselen
- Cognitieve verschijnselen
Wat is de definitie van een epileptische aanval
Het tijdelijk optreden van symptomen door synchrone of abnormale excessieve neurale activiteit in de hersenen
Wanneer kun je de diagnose epilepsie stellen? Na….
- Twee of meer niet geprovoceerde aanvallen met een interval van langer dan 24 uur
- Een niet geprovoceerde aanval met een hoog herhalingsrisico (>60%)
- Een niet geprovoceerde aanval waarbij de diagnose epilepsiesyndroom gesteld kan worden
Wat zijn voorbeelden van provocaties?
Koorts, onttrekking van alcohol of slaapmiddelen
DD bij aanvallen
- Vasovagale collaps
- Cardiale syncope
- KataplexieD
DD kinderen
Slaapmyoclonieën
Autostimulatie
Breath holding syndrome
Tics
Typische verschijnselen van een epileptische aanval
- Een aura
- > 20 schokken in meerdere minuten
- Hoofddraai
- Postictale klachten
- Verstijving
- Laterale tongbeet
Wat is kenmerkend aan een focale aanval
Er is altijd een focaal gebied in de hersenen aan te wijzen, dit gebied bepaalt de symptomen
Wat is kenmerkend aan een gegeneraliseerde aanval
Primair gegeneraliseerd tonisch-clonisch insult
- Plots bewustzijnsverlies zonder aura
- Tonische fase: De spieren van de romp, armen en benen verkrampen
- Clonische fase: Schokken en trekkingen
- Postictale fase: suf en verwardheid
Wat is een absence
Een kort moment van afwezigheid en staren
Uitlokkende factor absence
Hyperventilatie
Diagnostiek van epilepsie
EEG of MRI
Koortsstuip
- Komt typisch voor bij kinderen tussen 6 maanden en 6 jaar
- Bij koorts >38 graden
- Noodmedicatie: diazepam of midazolam