Probleem 6: Verstandelijke beperking Flashcards

1
Q

definitie VB

A

een verstandelijke beperking wordt gekenmerkt door significante beperkingen in zowel het intellectuele functioneren als in het adaptief gedrag zoals dat tot uitdrukking komt in conceptuele, sociale en praktische vaardigheden. deze beperkingen ontstaan voor de leeftijd van 18 jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

adaptieve vaardigheden

A

de mate waarin iemand voldoet aan de eisen van persoonlijke onafhankelijkheid en sociale verantwoordelijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

conceptuele vaardigheden

A

begrip van taal, geld tijd en getallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

sociale vaardigheden

A

interpersoonlijke vaardigheden, sociale verantwoordelijkheid, zelfwaardering, houden aan regels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

praktische vaardigheden

A

activiteiten in het dagelijks leven, mobiliteit, gezondheidszorg en veiligheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

licht VB

A

70-55 85%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

matig VB

A

40-55 10%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ernstig VB

A

25-40 3%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

diep VB

A

lager dan 25 2%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

degeneratief

A

de ernst van de beperking neemt toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

kwaliteit van leven

A

tegemoetkomen aan individuele wensen en behoeften

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

respite care

A

tijdelijke opvang om het gezin te ontlasten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

af en toe

A

onregelmatig
kortdurend
in 1 omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

beperkt

A

regelmatig
kortdurend
in 1 omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

uitgebreid

A

regelmatig
langdurend
meerder omgevingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

intensief

A

regelmatig
continu
alle omgevingen

17
Q

defectparadigma

A

1900-1970

mensen met een VB worden gezien als patienten en idioten. niet voortplanten

18
Q

normalisatieprincipe

A

1960-1970
alle personen met een VB moeten in levensomstandigheden worden gebracht die zo dicht mogelijk de gewone omstandigheden van de samenleving benaderen.

19
Q

integratiegedachten

A

1970

samenleving moet mensen met een vb accepteren zodat ze kunnen deelnemen aan de samenleving zonder zich aan te passen

20
Q

omslagparadigma

A

1990

mensen met een VB werden als een volwaardige burger beschouwd die moeten kunnen participeren in de samenleving.

21
Q

inclusieve samenleving

A

de insluiting in de samenleving van achterstelde groepen op basis van gelijkwaardige rechten en plichten. Personen met een lichamelijke of verstandelijke beperking hebben dezelfde rechten en plichten als personen zonder beperking.

22
Q

speciaal onderwijs

A

vorm van onderwijs waarin kinderen extra ondersteuning en begeleiding krijgen

23
Q

moral treatment

A

mensen met vb werden niet langen gezien als objecten maar als individuen die zorg en aandacht nodig hadden op een geestelijke ontwikkeling door te maken

24
Q

wet op lager onderwijs

A

1920

speciaal onderwijs kenden niet alleen plichten maar ook rechten.

25
Q

cluster 1

A

kinderen met visuele beperking

26
Q

cluster 2

A

kinderen met auditieve/communicatieve beperking

27
Q

cluster 3

A

kinderen met lichamelijke en/of verstandelijke beperkingen of langdurig zieke kinderen.

28
Q

cluster 4

A

kinderen met ernstige psychische stoornis of ontwikkelingspathologie