Samenvatting week 3 Flashcards

1
Q

Effectieve interventies

A

Strikt genomen kan een interventie pas effectief zijn als er geen andere factoren in het spel zijn die ook effect kunnen hebben gehad.

Onderzoek naar inteventies wordt niet altijd in praktijk uitgevoerd, wel praktisch uitgevoerd, klein effect en niet expliciet genoeg om goed te worden onderzocht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Top down interventies

A

O.b.v onderzoek bewezen effectieve interventie naar de praktijk brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bottom up interventies

A

intreventies uit de praktijk effectief onderzoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Interventie: potentieel

A

er is een goede beschrijving van de de belangrijkste kenmerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Interventie veelbelovend

A

Interventie is goed beschreven
Theoretisch goed onderbouwd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

interventie doeltreffend

A

interventie is goed beschreven
theoretisch goed onderbouwd
effect onderzoek met positieve uitkomsten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

causaliteit

A

oorzakelijk verband tussen twee variabelen.
Vier aspecten:
rol van de therapeut die effect nastreeft
meerdere variabelen hebben invloed op het effect
rekening houden met de context waarbinnen onderzoek plaats vindt.
probabilistische betekenis, relatie tussen oorzaak gevolg als waarschijnlijk of voorwaardelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

interne validiteit

A

geldigheid van conclusies over de relatie tussen interventie en het effect. Hoe hoger de validiteit, hoe groter de zekerheid dat de interventie hiervan de oorzaak is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Externe validiteit

A

Generaliseerbaarheid van onderzoeksbevindingen. gelden resultaten ook buiten het onderzoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Design controlle

A

Controlle voor de interventie. Past de cliënt bij factoren horende bij de interventie en welke storende factoren zijn aanwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Statistische controlle

A

storende variabelen worden gecorrigeerd tijdens analyse.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Criteria interne validiteit,6

A

Consistentie van relatie, bij verschillende omstandigheden, consistent patroon van effect.
Volgorde gebeurtenissen, interventie voor meting.
statistische relatie. er dient een relatie te zijn tussen interventie en uitkomst.
Dosis-Respons, mate van interventie en de uitkomst.
specifiteit van relatie. Nauwkeurige beschrijving van de verandering als gevolg van interventie.
Coherentie van patroon van bevinding. passen de bevindingen bij de interventie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Dodo effect

A

alle behandelingen hebben een gelijk effect, is achterhaald, er zijn effectiever behandelmethode.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Mechanische interventies

A

Inflexibele interventies, protocollen, zorgen voor minder vernieuwing en creativiteit in het therapeutisch proces.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

NIet overdraagbaar

A

Behandelingen die klinisch onderzocht effectief zijn, zijn dat in de klinische praktijk niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Evidence-based beslissingsmodel

A

(chorpita en daleida) Model waarin gegevens uit behandelingen worden gebruikt als leidraad bij klinische beslissingen over het zoeken naar werkzame elementen.

17
Q

flexibiliteit protocol

A

Binnen het protocol rekening houden met vooruitgang of verslechtering en de opties gebruiken die het protocol hierin biedt.

18
Q

prescriptief matchen

A

profielen van behandelde personen matchen met onderdelen die effectief zijn gebleken in die situatie.

19
Q

4 manieren om effectieve behandeling te onderzoeken

A

Werkzaamheid
overdraagbaarheid
verspreidingsondrezoek
systeem evaluerend onderzoek.

20
Q

Preventie intereventies

A

Universele preventie, algemene bevolking
Selectieve preventie, hoog risico groepen
geindiceerde preventie, groep met symptomen maar geen diagnose.

21
Q

Effectiviteit interventie

A

> .80 groot effect
.50-.80 medium effect
<.20 klein effect

22
Q

interventie werkzaam

A

Goed beschreven,
theoretisch onderbouwd
onderzocht en effectief
interventie zorgt voor het verschil, Control groep, RCT.

23
Q

Eisen aan interventie onderzoek

A

Theoretisch goed onderbouwd, potentie geen onderzoek
Waarschijnlijk effect, beperkt onderzoek aanwezig werkt beter dan CAU
Bewezen effect, voldoende kwalitatief onderzoek werkt beter dan CAU
Kosten effectief, effectief en goedkopper/efficienter dan andere methode.

24
Q

Hoogste norm van onderbouwing interventie

A

Review, samenvatting meerdere studies
Meta-analyse, analyse over meerdere studies gecombineerd.

25
Q

Functie analyse

A

Sd: discriminatieve stimulus=situatie
R: response= gedrag
Sr+: representatie van positieve consequentie
Sr-: representatie van negatieve consequentie
+ S is iets wat erbij komt
- S iets wat verdwijnt of verminderd
0 S iets wat uitblijft, wat niet komt en anders wel.