Schooltaalwoorden deel 3 Flashcards
1
Q
aanmoedigen
A
aansporen
2
Q
gebruiken, toepassen
A
aanwenden
3
Q
een tegenstelling vormen
A
contrasteren
4
Q
ontwerpen
A
creëren, vormgeven
5
Q
kennis van zaken
A
de deskundigheid
6
Q
ingeven
A
inspireren
7
Q
standpunt
A
invalshoek
8
Q
onderbouwen
A
motiveren
9
Q
onbevooroordeeld
A
onpartijdig
10
Q
onderzoeken
A
ontleden
11
Q
overdenking
A
overweging
12
Q
met woorden iets verdedigen
A
pleiten
13
Q
betrekkelijk
A
relatief
14
Q
ten gehore brengen; reciteren, declameren
A
voordragen