Spreken 2 Flashcards
او (زن) یک سگ دارد.
zij heeft een hond
سگ بزرگ است.
De hond is groot.
او (زن) یک سگ بزرگ دارد
Zij heeft een grote hond
خانه کوچک است.
Het huis is klein.
او (زن) یک خانه ی کوچک دارد
Zij heeft een klein huis.
او (مرد) در هتل زندگی میکند
Hij woont in een hotel.
هتل ارزان است
Het hotel is goedkoop.
او در یک هتل ارزان اقامت دارد.
Hij woont in een goedkoop hotel.
خودرو گران است
De auto is duur.
او یک خودروی گران دارد.
Hij heeft een dure auto.
او (مرد) یک رمان میخواند.
Hij leest een roman.
رمان خسته کننده است
Do roman is saai.
او (مرد) یک رمان خسته کننده میخواند
Hij leest een saaie roman.
او (زن) یک فیلم تماشا میکند.
Zij kijkt naar een film
فیلم مهیج است.
De film is spannend.
او (زن) یک فیلم مهیج تماشا میکند
Zij kijkt naar een spannende film.
صفت ها
Bijvoeglijke naamwoorden
من لباس آبی به تن دارم.
Ik heb een blauwe jurk aan.
من لباس قرمز به تن دارم.
Ik heb een rode jurk aan.
من لباس سبز به تن دارم
Ik heb een groene jurk aan.
من یک کیف سیاه میخرم.
Ik koop een zwarte tas.
من یک کیف قهوه ای میخرم.
Ik koop een bruine tas.
من یک کیف سفید میخرم
Ik koop een witte tas.
من یک خودروی جدید لازم دارم.
Ik heb een nieuwe auto nodig
من یک خودروی پرسرعت لازم دارم.
Ik heb een snelle auto nodig.
من یک خودروی راحت لازم دارم.
Ik heb een comfortabele auto nodig.
آن بالا یک خانم پیر زندگی میکند
Daar boven woont een oude vrouw.
آن بالا یک خانم چاق زندگی میکند
Daar boven woont een dikke vrouw.
آن پائین یک خانم فضول زندگی میکند
Daar beneden woont een nieuwsgierige vrouw.
مهمان های ما آدم های مهربانی (خوبی) بودند.
Onze gasten waren aardige mensen
مهمان های ما آدم های مودبی بودند
Onze gasten waren beleefde mensen.
مهمان های ما آدم های جالبی بودند
Onze gasten waren interessante mensen.
من بچههای نازنینی دارم.
ik heb lieve kinderen.
اما همسایهها بچههای بی ادبی دارند.
Maar de buren hebben brutale kinderen.
بچههای شما با ادب هستند؟
Zijn uw kinderen braaf?
بچههای خوب و مؤدب
brave kinderen
دلیل آوردن برای چیزی
iets verklaren
چرا کیک را نمیخورید؟
Waarom eet u de taart niet op?
من باید وزن کم کنم
Ik moet afvallen.
من نمیخورم چون باید وزن کم کنم
Ik eet ze niet op/ ik eet het niet op, omdat ik moet afvallen.
چرا آبجو را نمینوشید؟
Waarom drinkt u niet van het bier?
چون باید رانندگی کنم
Ik moet nog rijden.
من آن را نمینوشم چون باید رانندگی کنم
Ik drink het niet, omdat ik nog moet rijden.
چرا قهوه را نمینوشی؟
Waarom drink je niet van de koffie?
سرد شده است
Het is koud.
من قهوه را نمینوشم چون سرد شده است.
Ik drink er niet van, omdat het koud is.
چرا چای را نمینوشی؟
Waarom drink je niet van de thee?
من شکر ندارم.
Ik heb geen suiker.
من چای را نمینوشم چون شکر ندارم.
Ik drink er niet van, omdat ik geen suiker heb.
چرا سوپ را نمیخورید؟
Waarom eet je niet van de soep?
من سوپ سفارش نداده ام.
Ik heb die niet besteld.
من سوپ نمیخورم چون آن را سفارش نداده ام.
Ik eet er niet van, omdat ik het niet besteld heb.
چرا شما گوشت را نمیخورید؟
Waarom eet je niet van het vlees?
من گیاه خوار هستم
Ik ben vegetariër.
من گوشت را نمیخورم چون گیاه خوار هستم
Ik eet er niet van, omdat ik vegetariër ben.
چرا تو نیامدی؟
Waarom ben je niet gekomen?
من نیامدم چون مریض بودم.
Ik ben niet gekomen, omdat ik ziek was.
چرا او (زن) نیامد؟
Waarom is ze niet gekomen?
او (زن) نیامد چون خسته بود.
Ze is niet gekomen, omdat ze moe was.
او (مرد) علاقه نداشت.
Hij had geen zin.
او (مرد) نیامد چون علاقه نداشت
Hij is niet gekomen, omdat hij geen zin had.
چرا شما نیامدید؟
Waarom zijn jullie niet gekomen?
خودروی ما خراب است.
Onze auto is kapot.
ما نیامدیم چون خودروی ما خراب است.
We zijn niet gekomen, omdat onze auto kapot was.
چرا مردم نیامدند؟
Waarom die mensen zijn niet gekomen?
آنها به قطار نرسیدند
Zij hebben de trein gemist.
آنها نیامدند چون به قطار نرسیدند
Zij zijn niet gekomen, omdat ze de trein gemist hebben / hebben gemist
چرا تو نیامدی؟
waarom ben je niet gekomen?
اجازه نداشتم
Ik mocht niet.
من نیامدم چون اجازه نداشتم
Ik ben niet gekomen, omdat ik niet mocht.
چرا شما نمیآیید؟
Waarom komt u niet?
هوا خیلی بد است
Het weer is so slecht.
من نمیآیم چون هوا خیلی بد است.
Ik kom niet, omdat het weer zo slecht is.
او (مرد) را دعوت نکرده اند
Hij is niet uitgenodigd.
او نمیآید چون او را دعوت نکرده اند
Hij komt niet, omdat hij niet is uitgenodigd.
من نمیآیم چون وقت ندارم.
Ik kom niet, omdat ik geen tijd heb
چرا تو نمیمانی؟
Waarom blijf je niet?
من هنوز کار دارم
Ik moet nog werken.
من نمیمانم چون هنوز کار دارم.
Ik blijf niet, omdat ik nog moet werken.
چرا حالا میروید؟
Waarom gaat u al weg?
من میروم چون خسته هستم
Ik ga weg, omdat ik moe ben.
چرا حالا (با ماشین) میروید؟
Waarom vertrekt u al?
دیگر دیر شده است.
Het is al laat.
من میروم چون دیگر دیر شده است
Ik vertrek, omdat het al laat is.
خواهش کردن درمورد چیزی
iets vragen
امکان دارد موهای مرا کوتاه کنید؟
Kunt u mijn haar knippen?
لطفاً خیلی کوتاه نشود
Niet te kort graag.
لطفاً کمیکوتاهتر
iets korter graag
ممکن است این عکسها را ظاهر کنید؟
kunt u de foto’s ontwikkelen?
عکسها روی سی دی هستند.
De foto’s staan op CD.
عکس ها روی دوربین هستند
De foto’s zitten in de camera.
میتوانید این ساعت را تعمیر کنید؟
kunt u de klok repareren.
شیشه شکسته است.
het glas is gebroken.
باتری خالی است.
De batterij is leeg/ de batterijen zijn leeg.
ممکن است این پیراهن را اتو کنید؟
Kunt u het hemd strijken?
ممکن است این شلوار را تمیز کنید؟
Kunt u de broek schoonmaken?
ممکن است این کفش را تعمیر کنید؟
Kunt u de schoenen repareren?
ممکن است به من یک فندک (آتش) بدهید؟
Kunt u mij een vuurtje geven?
شما کبریت یا فندک دارید؟
Heeft u een lucifer of een aansteker?
شما زیرسیگاری دارید؟
Heeft u een asbak?
شما سیگار برگ میکشید؟
Rookt u sigaren?
شما سیگار میکشید؟
Rookt u sigaretten?
شما پیپ میکشید؟
Rookt u pijp?
اجازه داشتن برای انجام کاری / مجاز به انجام کاری بودن
iets mogen
تو اجازه داری رانندگی کنی؟
Mag jij al autorijden?
تو اجازه داری الکل بنوشی؟
mag jij al alcohol drinken?
تو اجازه داری تنها به خارج سفر کنی؟
Mag jij al aleen naar het buitenland?
اجازه داشتن
mogen
اجازه هست اینجا سیگار بکشیم؟
mogen we hier roken?
اینجا سیگار کشیدن مجاز است؟
Mag je hier roken?
میشود با کارت اعتباری پرداخت کرد؟
Kan je met een kredietkaart betalen?
میشود با چک پرداخت کرد؟
Kan je met een cheque betalen?
میشود فقط نقد پرداخت کرد؟
Kan je alleen maar contant betalen?
میتوانم یک لحظه تلفن بزنم؟
Mag ik even telefoneren?
میتوانم یک لحظه چیزی بپرسم؟
Mag ik even iets vragen?
میتوانم یک لحظه چیزی بگویم؟
Mag ik even iets zeggen?
او (مرد) اجازه ندارد در پارک بخوابد.
Hij mag niet in het park slapen.
او (مرد) اجازه ندارد در خودرو بخوابد
Hij mag niet in de auto slapen.
او (مرد) اجازه ندارد درایستگاه قطار بخوابد
Hij mag niet in het station slapen.
اجازه داریم بنشینیم؟
Mogen we gaan zitten?
میتوانیم لیست غذا را داشته باشیم؟
Mogen we de menukaart zien?
میتوانیم جدا پرداخت کنیم؟
Mogen we apart betalen?
باید کاری را انجام دادن
iets moeten doen
بایستن
moeten
من باید نامه را بفرستم.
Ik moet de brief versturen.
من باید پول هتل را پرداخت کنم.
Ik moet het hotel betalen.
تو باید زود از خواب بلند شوی
je moet vroeg opstaan.
تو باید خیلی کار کنی.
Je moet veel werken.
تو باید وقت شناس باشی.
Je moet stipt zijn.
او باید بنزین بزند (در باک بنزین بریزد).
Hij moet tanken.
او باید ماشین را تعمیر کند
Hij moet de auto repareren.
او باید ماشین را بشوید.
Hij moet de auto wassen.
او (مونث) باید خرید کند
Zij moet inkopen doen.
او (مونث) باید آپارتمان را تمیز کند
Zij moet de woning schoonmaken.
او (مونث) باید لباسها را بشوید.
Zij moet de was doen.
ما باید چند لحظه ی دیگر به مدرسه برویم.
Wij moeten zo meteen naar school.
ما باید چند لحظه ی دیگر سر کار برویم.
Wij moeten zo meteen naar het werk.
ما باید چند لحظه ی دیگر پیش دکتر برویم
Wij moeten zo meteen naar de dokter.